Huisartsenbrochure Dunnevezelneuropathie

Dunnevezelneuropathie 8 hierbij behulpzaam zijn. Verwijs de patiënt naar de anesthesioloog-pijnspecialist bij onvoldoende effect van de behandeling. · · Stoppenmet medicatie Bespreek de mogelijkheden ommedicatie af te bouwen en geef een stoppoging in overweging. Afbouwen van medicatie hoeft niet tot toename van pijn te leiden. · · Bewegen heeft een positieve invloed op pijn en op het algehele gevoel van welbevinden. Daarnaast kan tijdens het bewegen geen of minder pijn worden doorgegeven aan het brein (poorttheorie/ gate control theory). Verwijs de patiënt naar een fysiotherapeut bij angst om te bewegen. De fysiotherapeut kan een belangrijke bijdrage leveren aan het structureel veranderen van beweeggedrag. · · Pijnbehandelcentrum/pijnrevalidatie Verwijs patiënten naar een multidisciplinair pijncentrum (met in ieder geval een anesthesioloog-pijnspecialist en daarnaast revalidatiearts, fysiotherapeut, psycholoog, verpleegkundig specialist, ergotherapeut) wanneer bovenstaande adviezen onvoldoende effect hebben en de patiënt ernstig belemmerd wordt in zijn dagelijkse activiteiten. Psychosociale aspecte n Zoals beschreven (zie Symptomen ) heeft DVN een negatieve invloed op de kwaliteit van leven door pijn en autonome stoornissen. · · Psychosociale ondersteuning Peil bij de patiënt en zijn naasten of er behoefte is aan ondersteuning. Schakel zo nodig hulp in. Vraag actief naar sociale contacten en verwijs de patiënt zo nodig naar maatschappelijk werk of andere hulpverleners (bijvoorbeeld een praktijkondersteuner). Psychosociale ondersteuning kan ook zinvol zijn bij het leren omgaan met chronische klachten en beperkingen en bij beroepskeuze of werk. Een ergotherapeut kan hierbij ook zinvolle ondersteuning bieden. · · Zelfmanagement Stimuleer zelfmanagement. Het spreekt voor zich dat het belangrijk is dat patiënten ook zelf invloed hebben op hun gezondheid. Onder andere door lichaamsbeweging en opvolgen van leefstijladviezen dragen zij bij aan het optimaliseren van hun gezondheid. Het is goed voor het welbevinden als patiënten hier zoveel mogelijk zelf de regie over hebben. · · Stemmingsklachten Het is belangrijk stemmingsklachten te signaleren. Depressieve klachten zullen de pijn in negatieve zin beïnvloeden en andersom zodat gemakkelijk een vicieuze cirkel ontstaat. Patiënten zullen voor deze klachten niet altijd rechtstreeks hulp vragen. Huisartsen kunnen de klachten bespreekbaar maken wanneer patiënten zich nog niet bewust zijn van de aard van de klachten of als zij het lastig vinden deze klachten te bespreken. Het gebruik van een vragenlijst kan daarbij zinvol zijn (bijvoorbeeld de 4DKL [ VierDimensionele KlachtenLijst ] , de PHQ-9 [ Patient Health Questionnaire-9 ] en de BDI-II [Beck Depression Inventory-II] ). · · Psychologische interventies Wanneer een patiënt niet-helpende opvattingen, emoties en gedragingen heeft rondom de pijn, kan begeleiding door een POH-GGZ of psycholoog zinvol zijn. Doel van een psychologische interventie is psychologische factoren die de pijn en beperkingen in stand houden en/of versterken in kaart te brengen en weg te nemen. Er is geen bewijs voor de effectiviteit van alleen ontspanningstechnieken bij chronische pijn (zie ook NHG-Standaard Pijn ) . · · Gecombineerde behandeling (psychologische interventie en antidepressiva) van comorbide angststoornis en/ of depressie kan bijdragen aan reductie van chronische pijn (zie ook NHG-Standaarden Angst en Depressie ) . Omgekeerd leidt vermindering van pijn tot verbetering van de depressieve symptomen (zie ook Aandachtspunten voor de huisarts, Pijnklachten, Pijnmedicatie ) . Overige aandachtspunten · · Voorzieningen kunnen noodzakelijk zijn. Denk aan orthopedische schoenen om stabieler te lopen en wondjes te voorkomen. Verwijs hiervoor naar een revalidatiearts. Een rollator kan ook helpen om stabieler te lopen. Overleg met de patiënt welke voorziening voor hem of haar het meest geschikt is. Een ergotherapeut kan ook goede adviezen geven, onder andere bij problemen met de handfunctie. Wijs de patiënt op mogelijke vergoedingen via bijvoorbeeld de gemeente. · · Werk Door pijn, verminderde concentratie, geheugenklachten, bijwerkingen van medicatie en vermoeidheid door bijvoorbeeld slaapproblemen kunnen problemen ontstaan bij de werkzaamheden. Daarnaast kunnen er bijkomende problemen zijn van de onderliggende aandoening (zoals bij sarcoïdose [zie Informatie voor de huisarts over Sarcoïdose ] , diabetes mellitus, nierfalen enzovoort). Hierdoor kan aanpassing van het werk nodig zijn. De bedrijfsarts kan helpen bij veranderingen in de arbeidssituatie. · · Ondersteuning vanmantelzorgers Vraag actief hoe het met mantelzorgers gaat en verwijs zo nodig naar maatschappelijk werk of mantelzorgondersteuning (de meeste gemeenten hebben een loket ‘mantelzorgondersteuning’). · · Lotgenotencontact Bij Spierziekten Nederland kunnen patiënten, naasten en anderen terecht voor informatie over de ziekte. Daarnaast is voor patiënten en naasten contact met lotgenoten mogelijk (zie Consultatie en verwijzing ) .

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=