Huisartsenbrochure het Marfan syndroom

Marfan syndroom Marfan syndroom E nkele feiten Het Marfan syndroom is een erfelijke bindweefselaandoening, die wordt veroorzaakt door eenmutatie van het FBN1- gen. Dit gen is verantwoordelijk voor de aanmaak van het eiwit fibrilline. Fibrilline draagt bij aan de kwaliteit en de opbouw van het bindweefsel van het menselijk lichaam. Het bindweefsel is bij het Marfan syndroomminder flexibel en vertoont gemakkelijk scheuren. Kenmerkend zijn de afwijkingen in het skelet, de ogen, het hart en de bloedvaten. De lichamelijke kenmerken en klachten van vermoeidheid en pijn kunnen bijdragen aan beperkingen in activiteiten en participatie in het dagelijks leven van de patiënt. De afwijkingen aan hart en bloedvaten bepalen voornamelijk de prognose. Vroegtijdige herkenning en behandeling van de lichamelijke afwijkingen en beperkingen hebben een positieve invloed op de levensverwachting en de kwaliteit van leven van de patiënt. Vóórkomen · · Prevalentie De prevalentie in Nederland is naar schatting 1 op 5.000 tot 1 op 10.000 inwoners. De huisarts met een normpraktijk van ongeveer 2.100 patiënten die dertig jaar werkt, heeft op zijn hoogst één patiënt met het Marfan syndroom in zijn praktijk. Door het erfelijke aspect kunnen er echter soms meerdere patiënten per praktijk zijn. · · Incidentie De incidentie is onbekend. · · Leeftijd De leeftijd waarop de diagnose wordt gesteld is zeer wisselend. Bij een eerste diagnose binnen een familie varieert dit van de leeftijd van 5-10 jaar tot de volwassen leeftijd. Als de mutatie in een familie bekend is, zal de diagnose vaak vroeg (leeftijd < 5 jaar) worden gesteld. · · Geslachtsverdeling Het Marfan syndroom komt even vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Erfelijkheid en etiologie · · Bij het Marfan syndroom is er sprake van een erfelijke mutatie van het FBN1-gen, dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van het eiwit fibrilline. Doordat er te weinig of niet goed werkend fibrilline-1 is, is het bindweefsel op verschillende plekken in het lichaamminder sterk en minder elastisch. Daarnaast is fibrilline-1 betrokken bij de afbraak van TGF-ß (transformerende groeifactor bèta). Bij een tekort aan fibrilline-1 is deze groeifactor daardoor meer actief dan gebruikelijk. Dit verklaart de overmatige lengtegroei. · · Het Marfan syndroom is een autosomale, dominant-erfelijke aandoening. De kans voor elk kind van een persoon met het Marfan syndroom om de aandoening van deze ouder te erven is 50%. Bij ongeveer 25-30% van de patiënten is er sprake van een spontane mutatie. · · De symptomen en de ernst van de verschijnselen kunnen per persoon sterk verschillen. Deze variabiliteit is mede afhankelijk van de soort mutatie en plaats van de mutatie binnen het gen. Ook binnen een familie met dezelfde mutatie kunnen zeer verschillende fenotypen voorkomen. Varianten · · Neonataal Marfan syndroom Bij dit syndroom ligt de mutatie in de zogenaamde neonatale regio van het FBN1-gen. Het betreft in bijna alle gevallen een spontane mutatie. Al tijdens de zwangerschap ontstaan er bij de foetus afwijkingen die passen bij het Marfan syndroom. Kenmerkend zijn de hartklepafwijkingen, het longemfyseem en de fors beperkte levensverwachting. Bindweefselaandoeningenmet marfanoïde kenmerken · · Er is een aantal zeer zeldzaam voorkomende aandoeningen met kenmerken die lijken op het Marfan syndroom. Dit zijn onder andere: -- het Weill-Marchesani syndroom; -- het marfanoïde skelet syndroom; -- het Sphrintzen-Goldberg syndroom (ook wel Montefiore syndroom); -- het Loeys-Dietz syndroom (hierbij horen ook de patiënten met het TGFBR1- of TGFBR2-gen); -- het Ehlers-Danlos syndroom; -- het Beals syndroom (congenitale contractuele arachnodactylie). Voor informatie over deze syndromen, zie Consultatie en verwijzing, Achtergrondinformatie . 1

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=