Zorgstandaard Craniofaciale Aandoeningen versie 2.0

16 ● smalle asymmetrische bovenkaak; ● gehoorverlies 60%; mild tot matig perceptief gehoorverlies, soms ook conductief; ● obstructief slaap apneu (OSA) (70%, mild); ● problemen met attentie en gedrag; ● gemiddelde IQ 95.2 (zie oo k Cognitief functioneren i n 2.3 Psychosociale gevolgen). dominant (sporadisch of familiair) Crouzon of Pfeiffer syndroom I ● verbening van kroonnaad of kroonnaden, kan uitbreiden tot voortijdig sluiten van alle naden; ● ondiepe oogkassen en exorbitisme; ● midface hypoplasie; ● wijd uit elkaar staan van de ogen, brede neusrug (hypertelorisme); ● smalle bovenkaak met ernstig ruimtegebrek; ● niet aangelegde tanden in de onderkaak (agenesie); ● (eventueel) brede duimen; ● (eventueel) brede grote tenen; ● gehoorverlies ten gevolge van congenitale middenoorafwijkingen (55%) en/of gehoorgangatresieën of –stenose (13%); ● afhankelijk van genetische achtergrond bestaat er een risico op verhoogde hersendruk en Chiari I malformatie; Obstructief Slaap Apneu (OSA) (70%, mild tot ernstig); ● gemiddelde IQ 103.0 (zie oo k Cognitief functioneren 2 .3 Psychosociale gevolgen). FGFR2 mutaties m.u.v. Apert mutaties Zeldzaam FGFR3 (in combinatie met huidaandoening acanthosis nigricans) of FGFR1 mutatie Overerving: autosomaal dominant (sporadisch of familiair) 0,1 I Sinds de ontdekking van FGFR2 mutaties bij zowel Crouzon en Pfeiffer syndroom, die zelfs volledig identiek kunnen zijn, is het onderscheid tussen deze twee syndromen als niet relevant te beschouwen.

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=