Zorgstandaard Craniofaciale Aandoeningen versie 2.0

61 beoordelen of er aanvullende zorg nodig is en heeft een signalerende en preventieve rol (bv. mondhygiëne en voedingsadviezen bij sturen). Dit voorkomt overbodige invasieve ingrepen. Daarnaast kan een afwijkende vorm van de gebitselementen leiden tot relatieve groeistoornissen van de kaken. 4.4.6 Spraak-, taal- en voedingsproblemen Behandeling Voor de behandeling van kinderen met craniofaciale aandoeningen wordt verwezen naar de aanbevelingen in de richtlijn “Behandeling en zorg voor craniosynostose”. In deze richtlijn wordt monitoring van de spraak en de taal bij kinderen met sagittaalnaad synostose en syndromale craniosynostose op de leeftijd vanaf 2 jaar door standaard logopedisch onderzoek aanbevolen. Het is van belang om alle kinderen met een craniofaciale aandoening die risico hebben op het ontwikkelen van spraak- en taalproblemen op 2 jarige leeftijd voor standaard logopedisch onderzoek te zien. Een logopedist bepaalt op basis van het onderzoek of logopedische behandeling geïndiceerd is. Bij kinderen met voedingsproblemen is de logopedist in een eerder stadium betrokken, soms al vanaf de geboorte. Logopedisch onderzoek Bij uitval na een spraak-taalscreening op tweejarige leeftijd, bij zorgen van de ouders over de spraak- en taalontwikkeling, bij voedingsproblemen, of bij een niet-pluis gevoel over de spraak- en taalontwikkeling van professionals die betrokken zijn bij de zorg voor het kind, zal het kind getest worden. Voor en na operaties in het aanzetstuk (mond en keelholte) zal een kind ook onderzocht worden. Voor de taalonderzoeken komt het kind bij een logopedist. Bij voedingsproblemen wordt het kind gezien door een Preverbale logopedist. Het onderzoek naar de klankproductie en de nasaliteit wordt verricht door een logopedist verbonden aan een Schisisteam. Onderzoeksmateriaal en tests Taalontwikkeling  Communicatieve Intentie Onderzoek (CIO) 56 Doel: om het niveau van ontwikkeling van de communicatieve intentie vast te leggen. Het onderzoek is genormeerd voor kinderen van 1;4 tot en met 2;5 jaar.  Schlichtingtest voor Taalbegrip 57 Doel: meet het begrip van gesproken zinnen van kinderen van 2;0 tot 7;0 jaar  Schlichtingtest voor Taalproductie-II 58 Onderdeel: Test voor Woordontwikkeling (meet de actieve woordenschat van kinderen van 2;0 tot 7;0 jaar) Onderdeel: Test voor Zinsontwikkeling (meet de grammaticale productie door middel van uitlokking van zinnen door functionele imitatie van kinderen van 2;0 tot 7 jaar)  CELF Preschool-2 59 : Doel: individueel identificeren van taalproblemen bij kinderen van 3 tot en met 6 jaar.

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=