Zorgstandaard Craniofaciale Aandoeningen versie 2.0
69 de effecten van de craniofaciale aandoening op het gezin c.q. relatie; de sociaal- emotionele ontwikkeling en het gedrag van de patiënt. Psychologische begeleiding door een klinisch/gz psycholoog gericht op: uiterlijk gerelateerde klachten; angstklachten; post traumatische stressklachten; gedragsproblemen t.g.v. de aandoening. Eenmalige of herhaaldelijke ‘systemische taxatie’, welke momenten hebben de voorkeur (bijvoorbeeld de multidisciplinaire craniofaciale poli’s) en wie neemt hiertoe initiatief (bijvoorbeeld expertisecentrum in overleg met huisarts). Shared care met afstemming tussen expertisecentrum, behandelcentrum en eventueel 1 e lijns therapeut(en) en school. Lotgenotencontact, in het bijzonder voor jongeren met een craniofaciale aandoening: coördinatie vanuit het expertisecentrum; introductie van/verwijzing naar relevante patiëntenorganisaties, waaronder patiënten- en oudervereniging Laposa. (Voorbereiding) schoolperiode: schoolkeuze (Passend onderwijs); samenwerking ouders, zorgverleners (regievoerend arts, zorgcoördinator) leerkracht en eventueel schoolmaatschappelijk werker; ondersteuning praktische zaken (MEE; Integrale Vroeghulp); mogelijkheden rol/taak jeugdarts of –verpleegkundige (JGZ). Informatievoorziening: - verstrekken van betrouwbare websites; - ondersteuning voor ouders bij de zorg voor hun kind met een craniofaciale aandoening; Therapietrouw ten aanzien van consulten, advies, medicatie, kenbaar maken van klachten en problemen.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=