Kwaliteitsstandaard atypische parkinsonismen

Pagina 71 Ten aanzien van speekselbeheersing • Het verdient aanbeveling dat de logopedist bij de anamnese van klachten over speekselverlies bij een patiënt met AP: - vraagt naar klachten op zowel functieniveau, activiteitenniveau als participatieniveau. - vraagt naar zowel de problemen en ervaringen van de patiënt als naar veranderingen volgens de mantelzorgers of professionele verzorgers. - vraagt naar de momenten waarop het speekselverlies optreedt als aanknopingspunten voor de behandeling. • Het is te overwegen om een parkinsonpatiënt voor het eerste consult de gestandaardiseerde ROMP- speekselverlies vragenlijst te laten invullen. • Overwogen kan worden om de DSFS-P (Drooling Severity and Frequency Scale in Parkinson: meet de ernst en frequentie van speekselverlies) of de hele ROMP-speekselverlies te gebruiken om de ernst van het speekselverlies te kwantificeren. • Het is aan te bevelen om te analyseren wat de behandelbare oorzaken van het speekselverlies zijn, zoals mondsluiting, adequaat slikken, hoofd- en lichaamshouding, invloed van dubbeltaken en de mate waarin de patiënt te instrueren is en instructie (zo nodig met hulp van een mantelzorger) in praktijk kan brengen en volhouden. Onderbouwing Logopedische screening bij mensen met atypische parkinsonismen richt zich op verschillende domeinen: • Dysartrie (spraak- en stemproblemen), moeite met spreken. • Cognitieve communicatiestoornissen. Problemen met betrekking tot elk aspect van de communicatie dat wordt getroffen door verstoring van de cognitie/invloed van cognitieve stoornissen op taalbegrip, taalgebruik en communicatieve vaardigheden, • Dysfagie (slikproblemen). Moeite met kauwen en slikken: slikstoornissen, verslikken en traag kauwen en slikken • Speekselverlies. Moeite met speekselbeheersing: speekselverlies als gevolg van niet tijdig wegslikken van speeksel. Dysartrie en dysfagie treden al vroeg op bij AP (veel vroeger dan bij de ZvP). Kenmerken van dysartrie bij AP • treedt al vroeg op tijdens de ziekte. • treft alle patiënten met AP (bij ZvP ongeveer 70%). • subtiele veranderingen in spreken en cognitie bij patiënten met AP kunnen al snel van grote invloed zijn op de mate waarin de patiënt zich met spreken op zijn gemak voelt [80]. • kenmerkend voor spraakproblemen bij AP is een gemengde dysartrie (hypokinetische dysartrie is gecombineerd met spastische, slappe of atactische kenmerken). - PSP patiënten hebben meestal een hypokinetische spastische dysartrie, maar een atactische dysartrie kan ook aanwezig zijn. - Bij MSA patiënten kunnen de spraakproblemen een combinatie zijn van een hypokinetische, atactische, slappe en spastische dysartrie.(bij MSA-P als dominant type de hypokinetische dysartrie; bij MSA-C atactische dysartrie als het meest opvallende kenmerk). - Patiënten met CBS kunnen een hypokinetische-spastische dysartrie, hebben, maar ook een spraakapraxie aanwezig zijn. Echter, de taalstoornissen waaronder woordvindingsproblemen staan vaak meer op de voorgrond.

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=