Kwaliteitsstandaard Anorectale Malformatie

36 − anorectale manometrie op indicatie (bij incontinentie/obstipatie). Anorectale manometrie is drukmeting in de anus en het laatste stukje van het rectum waarmee informatie wordt verkregen over de functie van de sfincter; wordt meestal niet gedaan, wel in onderzoeksverband. − op indicatie wordt soms een video-defaecografie verricht om het functioneren van het rectum in beeld te krijgen (zelden). • Tractus urogenitalis − serum creatinine op indicatie; − uroflowmetrie; − video-urodynamisch onderzoek (=VUDO) op indicatie; − verwijzing kinderuroloog met vraagstelling voor eventueel urodynamisch onderzoek en/of renografie met MAG3 op indicatie; − transitie aspecten en lange termijn problemen op urogenitaal gebied zijn afhankelijk van de individuele problemen, vragen en wensen van de patiënt. 41,37 − Echo van de uterus rond de menarche om vast te stellen of menstruatie bloed goed kan aflopen en consult gynaecoloog om uitleg te geven over de aandoening en welke consequenties dit kan hebben bij een eventuele zwangerschap. Diagnostiek tijdens de evaluatie na leeftijd 18 jaar Diagnostiek en begeleiding na de leeftijd van 18 jaar wordt verricht door de uroloog / gynaecoloog / mdl-arts / chirurg. Zie modul e Transitie. • Tractus digestivus - Defecatiepatroon door middel van defecatiedagboek. Indien er een abnormaal defecatiepatroon is dan wel twijfel is over het hebben van een normaal defecatiepatroon. - Anorectale manometrie op indicatie. • Tractus urogenitalis - serum creatinine op indicatie; - uroflowmetrie; - video-urodynamisch onderzoek (=VUDO) op indicatie; - anamnestisch vragen naar de functie en beleving van de geslachtsorganen; - mictielijsten en incontinentiescores op indicatie; - zie ook “Wanneer en welk gynaecologisch onderzoek worden verricht” in de deelvraag hieronder. Deelvraag 1d Wanneer en welk gynaecologisch onderzoek moet worden verricht? Aanbevelingen • Goede evaluatie en documentatie van de uitwendige en zo mogelijk de inwendige vrouwelijke organen van meisjes met ARM is nodig voorafgaand of ten tijde van een reconstructie operatie. • Het lukt niet altijd om bij deze jonge kinderen de inwendige vrouwelijke organen in beeld te krijgen. - Een echo (met name na verdwijnen van de maternale oestrogene stimulatie na de eerste levensmaanden) toont niet altijd het corpus uteri en de ovaria en bij perineale reconstructie wordt daar ook niet naar gezocht. - Een MRI van uterus/ovaria kan overwogen worden. Bij zeer jonge kinderen niet altijd diagnostisch. - Bij vaginoscopie krijgt men een beeld van de locatie en het aantal cervices, en daarmee een indirecte aanwijzing over de uterus of eventuele verdubbeling van de uterus. Bij een symmetrisch

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=