28
Gehoorimplantaten
Wanneer en met welk effect?
Cochleair implantaat
(CI)
Auditory brainstem
implantaat (ABI)
Bij doofheid en ernstig gehoorverlies bij volwassenen
of kinderen (met NF2).
Effect CI
Het effect is pas na revalidatie duidelijk; hangt af van
onder andere:
• Hoeveelheid nog functionele gehoorzenuwvezels
en de toegankelijkheid van het binnenoor.
• De mate en duur van slechthorendheid/doofheid
vóór de operatie.
• De motivatie van de patiënt en zijn omgeving.
• De frequentie en de duur van de hoortraining na de
operatie.
Effect van ABI
Resultaten minder goed dan die van CI en hangen o.a.
af van:
• Plaatsing van de elektrode op de juiste plaats op
hersenstam.
• De hoeveelheid schade aan de weefsel in de
hersenen.
• De mate en duur van slechthorendheid/doofheid
vóór de operatie.
• De motivatie van de patiënt en zijn omgeving.
• De frequentie en de duur van de hoortraining na de
operatie.
• Meestal alléén detectie van gesproken taal (ritme
en volume), (middel)harde geluiden, eigen stem,
zelden verbetering in spraak verstaan.
Tabel 4. HULPMIDDELEN BIJ GEHOORVERLIES (vervolg)