Kwaliteitsstandaard atypische parkinsonismen

Pagina 76 richting te geven aan de doelen en 2) verandering in de ervaring uitvoering en tevredenheid te meten in de tijd (evaluatie). Afname: De COPM wordt door een ergotherapeut afgenomen door middel van een semigestructureerd interview over het dagelijks handelen. De problemen die de cliënt ervaart op het gebied van wonen en zorgen, leren en werken en spel en vrije tijd worden geïnventariseerd. Na het vaststellen van de problemen, geeft de cliënt een score voor de belangrijkheid van de activiteit. Uit de lijst met activiteiten kiest de cliënt maximaal vijf problemen waar hij of zij aandacht aan wil besteden. Voor ieder van deze problemen geeft de cliënt twee scores op een schaal van 1-10: één score voor uitvoering en één score voor tevredenheid. Gemiddelde scores voor uitvoering en voor tevredenheid worden berekend. Na een afgesproken behandelperiode scoren cliënten opnieuw de uitvoering en tevredenheid voor dezelfde activiteiten. Hiervan wordt opnieuw het gemiddelde berekend. Het verschil tussen de eerste score en de tweede score op uitvoering en tevredenheid geeft de verandering weer. Een gemiddelde verandering van twee punten of meer wordt in de handleiding aangegeven als een klinisch relevant verschil ( https://meetinstrumentenzorg.blob.core.windows.net/test- documents/Instrument284/404_3_N.pdf ) . De Activity Card Sort (ACS) Doel /achtergrond: De Activity Card Sort (ACS) is een meetinstrument gericht op het meten van een verandering in participatie. De focus ligt op frequentie en niet op kwaliteit van participatie. Doel : • Het inventariseren van huidige participatie in activiteiten ten opzicht van een eerder referentiepunt (in %). Als dit meerdere keren gemeten wordt kan geëvalueerd worden of de mate van participatie ten opzichte van het referentiepunt verandert. • Het identificeren van 5 activiteiten die de cliënt het meest belangrijk vindt. De ACS is hiermee een bron van informatie voor het stellen van behandel- en begeleidingsdoelen. De originele ACS is ontwikkeld in 1995 in Amerika. Inmiddels, is de ACS aangepast voor gebruik in andere landen waaronder Nederland met als doelgroep autochtone ouderen vanaf 60 jaar.(ACS-NL) Afname: De ACS gebruikt een methode waarbij de cliënt foto’s sorteert waarop betekenisvolle activiteiten staan afgebeeld van dagelijkse handelingen met uitzondering van persoonlijke verzorging. De Nederlandse versie van de ACS bestaat uit 79 foto’s van ouderen die een activiteit uitvoeren. De ACS kent drie versies voor wat betreft het scoren: • een klinische versie voor mensen die tijdelijk in het ziekenhuis, revalidatiecentrum of verpleeghuis verblijven; • een herstelversie voor mensen die herstellend zijn van een ziekte of letsel, maar thuis wonen; • een versie voor thuiswonende ouderen in de maatschappij. De cliënt sorteert de foto’s naar labels: ‘gedaan voorafgaand aan ziekte/beperking’ en ‘niet gedaan voorafgaand aan ziekte/beperking’. Naast het sorteren worden de cliënt ook gevraagd om vijf activiteiten te kiezen die het meest belangrijk zijn. Hiermee kan de ACS richting geven aan de doelen. Het OPHI-II Occupational Performance History Interview is een semigestructureerd interview waarin de patiënt wordt uitgenodigd zijn levensverhaal te vertellen. Het is een driedelig ergotherapeutisch evaluatie instrument om zowel de kwalitatieve als kwantitatieve gegevens over het handelen van de cliënt in kaart te brengen. Thema’s binnen het interview zijn: rollen, dagelijkse routine, handelingssituaties, activiteit/handelingskeuzes, beslissende levensgebeurtenissen. De therapeut verzamelt gegevens over de. Een overzicht van zwakke en sterke kanten van de cliënt op het gebied van handelingscompetentie, -identiteit en van omgevingsinvloeden kan een handvat bieden voor het opstellen van behandeldoelen.

RkJQdWJsaXNoZXIy Mjc2MDM=