Previous Page  7 / 105 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 7 / 105 Next Page
Page Background

5

1.1 Welke craniofaciale aandoeningen zijn er?

-- Er zijn verschillende aangeboren afwijkingen van de schedel en het

gelaat. In deze patiënteninformatie worden alleen de meest voorkomende

craniofaciale aandoeningen besproken.

Craniofaciale aandoeningen aan de schedel en oogkas

(cranio-orbitaal

)

Craniosynostose

zonder

syndroom

-- Pijlnaad synostose

( bootschedel

)

-- Eenzijdige

kroonnaad

synostose

( scheve schedel aan voorzijde )

-- Eenzijdige achterhoofdsnaad synostose

( scheve schedel aan achterzijde

)

-

- Voorhoofdsnaad

synostose

( wigschedel

)

• Craniosynostose als onderdeel van een syndroom

-- Apert syndroom

-- Carpenter syndroom

-

- Complexe craniosynostose

(synostose van twee of meer schedelnaden)

-- Craniofrontonasaal syndroom

-- Crouzon en Pfeiffer syndroom

-- Muenke syndroom

-- Saethre Chotzen syndroom

Encephalocèles

De schedel ontwikkelt zich tussen de 7

e

en 20

e

zwangerschapsweek. De

schedel bestaat uit verschillende botdelen met schedelnaden ertussen.

Door de schedelnaden is groei van de hersenen en de schedel mogelijk. Bij

craniosynostose zijn een of meerdere schedelnaden (meestal) al voor de

geboorte gesloten. Als een schedelnaad te vroeg dicht gaat, blokkeert dat de

groei van de hersenen. De groei zal vervolgens plaatsvinden bij de open naden.

Afhankelijk van welke naad te vroeg sluit, ontstaat een typische afwijkende

schedelvorm. Wanneer er meerdere schedelnaden te vroeg zijn gesloten

(Complexe craniosynostose) is er meestal sprake van een syndroom. We spreken

van een syndroom als de afwijkende schedel samen met andere verschijnselen

bij een persoon voorkomen zoals aandoeningen aan de handen en/of voeten,

oogleden, oorschelpen, gehoorverlies en spraak- en taalproblemen. Zie

figuur 1

op pagina 7 voor de verschillende schedelnaden.