Routekaart zorg en zelfmanagement dwarslaesie - page 42-43

4.4 Individueel behandelplan
De behandelaars in het ziekenhuis maken een plan voor uw behande-
ling. Het wordt helemaal afgestemd op uw situatie (=
individueel
behandelplan
). Uw aanspreekpersoon en/of andere behandelaars
zullen het individueel behandelplan met u en uw naasten bespreken.
U kunt uw individuele behandelplan op schrift krijgen.
In uw behandelplan staat:
• Welke behandelingen u krijgt en wat het te verwachten resultaat is.
De behandelingen dienen mede gebaseerd zijn op landelijke
afspraken in het ziekenhuisprotocol van het NVDG (Nederlands-
Vlaams Dwarslaesie Genootschap). Voorbeelden:
- ademhaling reguleren;
- doorbloeding stimuleren;
- armen en benen (laten) bewegen;
- blaas en darmen reguleren;
- lighouding in bed om drukplekken (= decubitus) te voorkomen;
- rechtop zitten langzaam opbouwen.
• Welke behandelaars de behandeling uitvoeren.
Dit zijn meestal de trauma-arts/chirurg, de zaalarts van de Intensi-
ve Care of de verpleegafdeling, de neuroloog, de revalidatiearts en
de fysiotherapeut.
• Bij wie u en uw naasten met vragen terecht kunnen.
4.5 Wel of niet opereren?
Er zijn twee rugoperaties bij een dwarslaesie. Er kan een operatie
worden gedaan om de wervelkolom stabiel te maken. Er kan ook een
operatie worden gedaan om ruimte te maken voor het ruggenmerg
door de druk van de beschadigde wervels af te halen. Dit heet een
decompressie-operatie, of
decompressie
. Beide operaties kunnen
gecombineerd worden. Een stabiliserende operatie lukt bijna altijd.
beschadigd is en welke zenuwen niet (goed) meer werken. Beschadi-
ging van zenuwen heet
neurologische uitval
.
4.2 Eerste gevolgen
Waarschijnlijk ligt u plat op uw rug. U krijgt te maken met allerlei
lichamelijke veranderingen, bijvoorbeeld:
• armen en benen niet goed kunnen bewegen, of helemaal niet;
• druk op de huid niet voelen;
• overvolle blaas, niet kunnen plassen;
• overvolle darmen, de darmen niet kunnen legen;
• een te hoge spanning in de spieren (= spasmes);
• een hogere of lagere lichaamstemperatuur (bij een hoge dwarslae-
sie);
• een lage bloeddruk, vooral bij zitten (de eerste periode na de
dwarslaesie);
• moeite met het in balans houden van uw lichaam en alleen met
steun kunnen zitten;
• allerlei emoties die u misschien niet van uzelf gewend bent.
4.3 Overleg met revalidatiearts
Het advies in de zorgstandaard is dat u binnen 24 uur na het ontstaan
van de dwarslaesie wordt gezien door een revalidatiearts met kennis
over dwarslaesie. Een revalidatiearts is gespecialiseerd in de revalida-
tiebehandeling en in het bereiken van een zo groot mogelijke zelfstan-
digheid. De revalidatiearts kan de specialisten in het ziekenhuis
adviezen geven. Hij zal u en uw naasten ook informeren over uw
verdere revalidatie.
40
Dwarslaesie, en dan…?
In het ziekenhuis, en dan…?
41
i
Meer weten over de gevolgen van een dwarslaesie?
of kijk op
.
?
Meer weten over de gevolgen van een dwarslaesie in uw situatie?
Bespreek dit met uw behandelend arts.
?
Heeft u vragen over uw behandeling? Wilt u uw behandelplan op
schrift? Bespreek het met uw aanspreekpersoon.
5
6
W
e
7
1...,22-23,24-25,26-27,28-29,30-31,32-33,34-35,36-37,38-39,40-41 44-45,46-47,48-49,50-51,52-53,54-55,56-57,58-59,60-61,62-63,...100
Powered by FlippingBook