Previous Page  16 / 25 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 16 / 25 Next Page
Page Background

Downsyndroom

·

·

Vraag of een regievoerend arts is aangesteld. Bij sommige

zeldzame aandoeningen heeft de patiënt een regievoerend

arts, die de coördinatie en inhoudelijk overzicht heeft

en proactief optreedt. Voor volwassenen kan het één

van de verschillende specialisten zijn. Soms is de

hoofdbehandelaar tevens regievoerend arts, maar niet

altijd.

13

·

·

Spreek het beleid af (en blijf dit afstemmen) met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts (en overige

behandelend artsen); maak bij voorkeur gebruik van de

HASP-Richtlijn .

·

·

Geef aan dat u het eerste aanspreekpunt bent voor de

patiënt en zijn ouders, tenzij anders afgesproken met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg ervoor dat de dienstdoende huisartsen (onder andere

de huisartsenpost) via het beschikbare dossier bekend

kunnen zijn met de persoon met Downsyndroom en

vooral met de speciale kenmerken en omstandigheden

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke

aandachtspunten

).

·

·

Behandel/begeleid/verwijs bij medische klachten of

problemen zonder specifieke syndroomgebonden risico’s,

tenzij anders afgesproken met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts. Indien de relatie tussen de klachten

en het syndroom onduidelijk is, neem contact op met

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg dat u kennis heeft van de effecten van het syndroom

op andere klachten of behandelingen (zie

Aandachtspunten

voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten

). Overleg bij

twijfel met de hoofdbehandelaar.

·

·

Let op de extra syndroomgebonden risico’s en attendeer de

ouders van de patiënt daarop (zie

Aandachtspunten voor de

huisarts, Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Verwijs door naar de juiste hulpverleners bij complicaties,

bij voorkeur na afstemming met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts.

Specifieke aandachtspunten

·

·

Communicatie

Een rustige en geduldige houding

en het serieus nemen van ouders/verzorgers en van

de persoon met Downsyndroom zelf zijn belangrijk.

Mensen met Downsyndroom gebruiken verschillende

communicatievormen, afhankelijk van hun verstandelijke

mogelijkheden, gehoor en spraak.

·

·

Beoordeling

Uit onderzoek blijkt dat mensen met

Downsyndroom net zo gevoelig of gevoeliger zijn voor pijn,

maar dit moeilijk kunnen uiten en lokaliseren. Het gevaar

van onderschatting van klachten ligt daarmee op de loer.

·

·

Wilsbekwaamheid

Om te beoordelen of iemand met een

verstandelijke beperking wilsbekwaam is, zal het heel

vaak nodig zijn dat de huisarts anderen erbij betrekt die

de patiënt goed kennen. Wilsbekwaamheid is gebonden

aan speci eke situaties: iemand die ernstig verstandelijk

beperkt is, kan heel goed (non-)verbaal aangeven wat hij

wil eten, maar zal niet in staat zijn een behandeling te

overzien. Vaak wordt bij het meerderjarig worden van een

kind met Downsyndroom daarom een mentor of curator

benoemd, vaak de ouder, die de belangen van de persoon

met Downsyndroom kan behartigen.

·

·

Gedrag

Mensen met Downsyndroom zijn over het

algemeen hartelijk, sensitief en sociaal bewust. Wel

nemen ze vaak minder initiatief, hebben ze minder

doorzettingsvermogen en reageren ze bij interacties soms

op een minder voorspelbare manier. Ook kunnen hun non-

verbale signalen moeilijker leesbaar zijn.

Mensen met Downsyndroom zijn gevoeliger voor

stress en kunnen zich minder goed aanpassen aan

grote veranderingen (bijvoorbeeld een verhuizing,

het overlijden van een dierbare of andere belangrijke

levensgebeurtenissen). Ook het besef dat ze

Downsyndroom hebben kan stress veroorzaken en leiden

tot gedragsveranderingen. Een goede voorbereiding

op voorspelbare veranderingen, op zowel de korte als

de wat langere termijn, is wenselijk. Een structurele

dag-/werkbesteding is belangrijk voor mensen met

Downsyndroom.

·

·

Motorische ontwikkeling

-- Fysiotherapie is al op zeer jonge leeftijd (< 3 maanden)

geïndiceerd. ‘Fysiotherapie voor jonge kinderen met

Downsyndroom’ is een speciale oefentherapeutische

interventie, waarbij de (kinder)fysiotherapeut

kinderen stimuleert zich zo goed mogelijk motorisch

te ontwikkelen. Ook op latere leeftijd kan fysiotherapie

nodig zijn. Er zijn fysiotherapeuten die zich

gespecialiseerd hebben in de behandeling en begeleiding

van kinderen en volwassenen met Downsyndroom (zie

Consultatie en verwijzing

).

-- Ergotherapeuten richten zich vooral op de ondersteuning

van de fijne motoriek en zelfredzaamheid. Zij geven

ouders adviezen voor de ontwikkeling van handelingen

als zelf eten, aan- en uitkleden, schrijven et cetera.

Meestal schakelt de (huis)arts, in overleg met de

behandelend fysiotherapeut, een ergotherapeut in.

·

·

Taal- en spraakontwikkeling

Begeleiding door een

(pre-)logopedist is al op de babyleeftijd (< 3 maanden)

geïndiceerd. Mensen met Downsyndroom hebben vaak

relatief goede visuele vaardigheden, terwijl de auditieve

vaardigheden zwak kunnen zijn. Door het gebruik van

gebaren, plaatjes, foto’s en/of geschreven woorden

kan de communicatie worden ondersteund. Ouders en

hulpverleners kunnen starten met het aanbieden van

geschreven woorden ter ondersteuning van het leren

praten bij peuters en kleuters met Downsyndroom (soms

al vanaf 2 jaar). Bij het stimuleren van de mondmotoriek

en van de communicatieve ontwikkeling is begeleiding

door een prelinguïstisch logopedist wenselijk. Voor de

verstaanbaarheid is het raadzaam de logopedische

14