Previous Page  12 / 25 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 12 / 25 Next Page
Page Background

Downsyndroom

Gehoorproblemen

·

·

Controle

Vanaf kort na de geboorte controleert een

KNO-arts of audioloog regelmatig het KNO-gebied en het

gehoor. Dit is belangrijk gezien het frequent voorkomen

van vernauwde gehoorgangen met cerumenophoping en

recidiverende otitiden. Vanwege eveneens vernauwde

gehoorgangen en het vroeg optreden van presbyacusis

blijft regelmatige gehoorscreening ook op volwasssen

leeftijd noodzakelijk. Omdat gehoorscreening lastig kan

zijn bij mensen met Downsyndroom, is het belangrijk

dat degene die de screening verricht ervaring heeft met

gehoorscreening bij mensen met een verstandelijke

beperking.

·

·

Infecties

De indicatie en afweging voor

trommelvliesbuisjes is dezelfde als in de algemene

bevolking. Wel moeten artsen bij mensen met

Downsyndroom een intensievere medicamenteuze en

laagdrempelige chirurgische behandeling toepassen. Kort

na het plaatsen van trommelvliesbuisjes verricht de KNO-

arts of audioloog gehoortesten.

·

·

Gehoorverlies

Wanneer trommelvliesbuisjes niet

effectief of niet mogelijk zijn (bijvoorbeeld door de

nauwe gehoorgang) en gehoorverlies persisteert,

verwijst de (huis)arts de patiënt laagdrempelig naar een

audiologisch centrum voor hoorrevalidatie (bijvoorbeeld

gehoorapparaten, Baha-band, ondersteuning met

gebaren).

Gastro-intestinale problemen en voeding

·

·

Aangeboren afwijkingen

De (huis)arts is in de eerste

maanden bedacht op aangeboren afwijkingen van de maag

en darmen, inclusief afwijkingen met late symptomen (tot

in de adolescentie) zoals een duodenumweb of malrotatie.

·

·

Coeliakie

Voor alle kinderen met Downsyndroomwordt

screening op coeliakie geadviseerd. Meestal wordt dit

uitgevoerd door de kinderarts.

·

·

Obstipatie

De huisarts geeft bij obstipatie in eerste

instantie leefstijladviezen (voldoende drinken en

vezelinname, voldoende beweging). Hij vraagt eventuele

angst voor ontlasten uit en behandelt die zo nodig. De

medicamenteuze behandeling van obstipatie is hetzelfde

als in de algemene bevolking (zie

NHG-Standaard Obstipatie )

. Wel schrijft de huisarts laxantia laagdrempelig

voor, eventueel in overleg met de kinderarts of AVG.

De (huis)arts gaat bij kinderen na of er sprake kan zijn

van nog niet vastgestelde ziekte van Hirschsprung of

hypothyreoïdie. Ook coeliakie kan obstipatie veroorzaken.

·

·

Voeding

Bij voedingsproblemen kan een (pre-)logopedist

de ouders en het kind ondersteuning bieden. Op oudere

leeftijd kan de toestand van het gebit bepalend zijn voor de

voedselintake en kan het nodig zijn om de consistentie van

voeding aan te passen.

·

·

Sondevoeding

Een kwart van de kinderen met

Downsyndroom krijgt als baby sondevoeding, in enkele

gevallen via een PEG-sonde. Het is belangrijk dat de

behandelend arts de sondevoeding gericht afbouwt op het

moment dat hiervoor geen medische noodzaak meer is.

Soms is goed begeleide hongerprovocatie daarbij effectief.

Schildklierdysfunctie

·

·

Congenitale hypothyreoïdie

Screening op congenitale

hypothyreoïdie vindt plaats via de neonatale screening

(hielprik). De behandeling is hetzelfde als in de algemene

bevolking.

·

·

Screening

Vanaf de leeftijd van 1 jaar controleert de

(huis)arts de schildklierfunctie jaarlijks. Ook bij klachten

die wijzen op schildklierdysfunctie controleert de

(huis)arts het TSH-gehalte. Het valt te overwegen om

anti-TPO aan de screening toe te voegen, omdat de

aanwezigheid van autoantistoffen bij 30% van de mensen

met Downsyndroom binnen twee jaar leidt tot manifeste

hypo- of hyperthyreoïdie. De behandeling is hetzelfde

als in de algemene bevolking (zie

NHG-Standaard Schildklieraandoeningen

).

·

·

Geïsoleerde TSH-verhoging bij kinderen

Geïsoleerde TSH-verhoging komt veel voor in de

eerste levensjaren. Meestal komt dit door een milde

Downsyndroomgerelateerde schildklieraandoening.

Het is niet zinvol om kinderen met een milde geïsoleerde

TSH-verhoging (TSH < 10 mE/L) met T4 te behandelen.

Als de TSH-concentratie bij herhaling

10 mE/L is, of

als er schildklierautoantistoffen worden gevonden, kan

de (huis)arts behandeling wel overwegen.

·

·

Subklinische hypothyreoïdie bij volwassenen

Artsen

hoeven een subklinische hypothyreoïdie (verhoogd

TSH, normaal T4) bij volwassenen niet te behandelen,

tenzij de TSH-concentratie bij herhaling

10 mE/L is,

of als er schildklierautoantistoffen worden gevonden.

Klinische schildklierafwijkingen op volwassen leeftijd

behandelt de huisarts conform de

NHG-Standaard Schildklieraandoeningen

.

Diabetes mellitus

De huisarts is alert op symptomen die op diabetes mellitus

wijzen. De preventie en behandeling zijn hetzelfde als in de

algemene bevolking (zie

NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2 )

.

Osteoporose

De huisarts adviseert maatregelen om osteoporose en

fracturen te voorkomen conform de

NHG-Standaard Fractuurpreventie .

Bij risicofactoren (weinig beweging,

onder- en overgewicht, premature menopauze, langdurig

gebruik van corticosteroïden en/of anti-epileptica)

kan screening met DEXA-scans overwogen worden.

Medicamenteuze behandeling van osteoporose bij een

matig en hoog fractuurrisico vindt plaats conform de

NHG- Standaard Fractuurpreventie

.

10