Previous Page  14 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 14 / 23 Next Page
Page Background

Sarcoïdose

Opvallend genoeg verbetert het klinisch beeld van de

meeste vrouwen juist tijdens de zwangerschap. Een

verschuiving in de immunologische toestand tijdens de

zwangerschap is hiervoor mogelijk een verklaring. De

sarcoïdoseklachten kunnen ongeveer 6 maanden na de

bevalling weer toenemen.

30

·

·

Bevalling

Tijdens de bevalling zijn er in principe geen

speciale maatregelen nodig. Soms kan door de conditie

van de vrouw een keizersnede nodig zijn, bijvoorbeeld bij

longfunctiestoornissen.

30

·

·

Borstvoeding

De behandelend arts of de huisarts

controleert of de medicijnen die de patiënte gebruikt niet

schadelijk zijn voor de baby en past deze zo nodig aan of

ontraadt het geven van borstvoeding.

30

Algemene aandachtspunten

·

·

Benader de patiënt op korte termijn actief, zodra de

diagnose bekend is.

·

·

Vraag zo nodig na hoe de aanpak van de huisarts in de fase

voorafgaand aan de diagnosestelling door de patiënt is

ervaren. Ga vervolgens na hoe die aanpak of de opstelling

van de huisarts de arts-patiëntrelatie heeft beïnvloed.

·

·

Vraag na in hoeverre de patiënt en naasten de diagnose

verwerkt en geaccepteerd hebben. Herhaal deze vraag

gedurende de ziekte om na te gaan of, en hoe, het lukt om

te kunnen omgaan met veranderingen, vooral wanneer er

sprake is van achteruitgang.

·

·

Vraag na welke afspraken met de patiënt gemaakt zijn

over een taakverdeling tussen de behandelaars en over de

zorgcoördinatie.

·

·

Bespreek de verwachtingen van de patiënt ten aanzien

van de huisarts. Hoe loopt de communicatie en wat kan de

huisarts de patiënt bieden? Stel zo nodig verwachtingen

bij.

·

·

Vraag actief na bij de patiënt wie de hoofdbehandelaar is in

het ziekenhuis.

18

·

·

Pas indien het hoofdbehandelaarschap is overgedragen de

contactgegevens aan. Vraag naar eventuele veranderingen

in de afspraken met betrekking tot de taakverdeling.

·

·

Vraag of een regievoerend arts is aangesteld. Bij sommige

zeldzame aandoeningen heeft de patiënt een regievoerend

arts, die de coördinatie en het inhoudelijke overzicht

heeft en proactief optreedt. Voor volwassenen kan het

één van de verschillende specialisten zijn. Soms is de

hoofdbehandelaar tevens regievoerend arts, maar niet

altijd.

18

·

·

Spreek het beleid af (en blijf dit afstemmen) met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts (en overige

behandelend artsen); maak bij voorkeur gebruik van de

HASP-richtlijn .

·

·

Geef aan dat u het eerste aanspreekpunt bent

voor de patiënt, tenzij anders afgesproken met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg ervoor dat de dienstdoende huisartsen (onder andere

de huisartsenpost) via het beschikbare dossier bekend kan

zijn met de patiënt en vooral met de speciale kenmerken

en omstandigheden (zie

Aandachtspunten voor de

huisarts, Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Behandel/begeleid/verwijs bij medische klachten of

problemen zonder specifieke ziektegebonden risico’s,

tenzij anders afgesproken met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts. Indien de relatie tussen de klachten

en de aandoening onduidelijk is, neem contact op met

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg dat u kennis heeft van de effecten van de

aandoening op andere klachten of behandelingen

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke

aandachtspunten

). Overleg bij twijfel met de behandelend

arts.

·

·

Let op de extra ziektegebonden risico’s en attendeer de

patiënt daarop (zie

Aandachtspunten voor de huisarts,

Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Verwijs door naar de juiste hulpverleners bij complicaties,

bij voorkeur na afstemming met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts.

Specifieke aandachtspunten

·

·

Overzicht

In principe is de hoofdbehandelaar (meestal

de longarts) het eerste aanspreekpunt voor de zorg.

Veel patiënten zullen regelmatig naar de verschillende

specialisten gaan voor controle. In sommige teams is er

een regievoerend arts. Ook bij behandeling in verschillende

ziekenhuizen (‘shared care’) is het belangrijk dat een van

de hoofdbehandelaars de coördinatie op zich neemt (zie

Beleid, Algemeen, Regievoerend arts )

. Patiënten kunnen

behoefte hebben aan ondersteuning bij het overzicht

houden als een regievoerend arts ontbreekt. Huisartsen

hebben ook overzicht en kunnen hierbij helpen.

·

·

Medisch paspoort

Geef patiënten met sarcoïdose het

advies ommedische informatie (bij voorkeur een brief van

de hoofdbehandelaar of een medisch paspoort) bij zich te

dragen.

·

·

Discongruentie in het ziektebeeld

De klinisch te meten

ziekteactiviteit en de vermoeidheid en/of algemene

malaise lopen niet gelijk op met elkaar. De klachten kunnen

nog jaren duren ook als de patiënt ‘genezen’ is. Vooral bij

arbeidsongeschiktheid is dit een belangrijk aandachtspunt.

·

·

Vermoeidheid

Bij vermoeidheidsklachten is het van

belang om een evenwicht te vinden tussen activiteiten en

rust. Voor het monitoren van de vermoeidheid is een voor

sarcoïdose gevalideerde vragenlijst beschikbaar (zie

Beleid, Algemene behandeling, Vermoeidheid

).

7

·

·

Pijnbestrijding

De huisarts kan pijnmedicatie

voorschrijven volgens de

NHG-Standaard Pijn

. In sommige

12

A

andachtspunten voor de huisarts