Previous Page  11 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 11 / 23 Next Page
Page Background

Sarcoïdose

Algemeen

·

·

Multidisciplinaire samenwerking

Sarcoïdose is een

multi-orgaanziekte, daarom is een multidisciplinaire

benadering vereist. De longarts heeft hierbij een

belangrijke rol. Meestal zijn ook de oogarts en de

cardioloog betrokken (zeker in verband met de

diagnostische screening). Ook de internist/immunoloog is

betrokken in het zorgtraject. Op indicatie kunnen andere

specialisten betrokken zijn. Ook andere disciplines kunnen

tot het multidisciplinaire team (MDT) horen, zoals de

fysiotherapeut, de ergotherapeut, de revalidatiearts, de

psycholoog of de maatschappelijk werker.

·

·

Shared care

Het is wenselijk dat tweedelijns zorgverleners

voor nadere diagnostiek en behandeladvies verwijzen

naar gespecialiseerde multidisciplinaire teams waar ook

een klinisch geneticus deel van uitmaakt, bij voorkeur

in een expertisecentrum (EC). Vooral de patiënten met

complexere problematiek/slechtere prognose gaan naar

één van de centra met specifieke ervaring (zie

Consultatie en verwijzing )

. Soms neemt het EC de behandeling over,

soms is er sprake van ‘shared care’. De patiënt blijft dan

bij de eigen longarts (of andere betrokken discipline) met

behandeladviezen vanuit het EC.

·

·

Regievoerend arts

Onder andere afhankelijk van de

klachten die het meest op de voorgrond staan, spreken

de betrokken specialisten af wie de regievoerend arts is.

Meestal is dit de longarts in het lokale ziekenhuis.

·

·

Controle

De patiënt komt regelmatig op controle bij de

longarts (of andere specialist), meestal een aantal keer per

jaar. Bij weinig ziekteactiviteit kan de huisarts de controles

op zich nemen, mits de patiënt geen immunosuppressiva

gebruikt.

·

·

Beleid

Multidisciplinaire screening is nodig om de

uitgebreidheid in kaart te brengen (zie

Enkele feiten, Diagnose en beloop, Diagnose

).

·

·

Niet bij alle patiënten is medicamenteuze behandeling

noodzakelijk door spontane remissie van de klachten (zie

Enkele feiten, Diagnose en beloop, Beloop )

. Granulomen

kunnen bestaan zonder dat ze klachten geven. Andersom

kunnen er bijvoorbeeld longfunctiestoornissen bestaan

zonder tekenen van ernstige sarcoïdose op de thoraxfoto.

De behandelaar neemt samen met de patiënt een besluit

omwel of niet te behandelen. Bij de gezamenlijke

besluitvorming wegen arts en patiënt de voor- en nadelen

van behandelen en de voor- en nadelen van

niet-behandelen af op basis van de individuele situatie

van de patiënt. Goede communicatie en voorlichting zijn

daarbij essentieel.

21

Het behandelplan richt zich op de orgaangerelateerde

klachten en op de algemene klachten, zoals vermoeidheid

en pijn.

Algemene behandeling

·

·

Vermoeidheid

Behandelaars kunnen de vermoeidheid

monitoren met een voor sarcoïdose gevalideerde

vragenlijst. Deze FAS (Fatigue Assessment Scale) bevat

10 vragen. Een score van

22 punten geeft moeheid

aan. Klinisch relevante verandering in klachten is bij de

FAS geschat op 4 punten (minimal clinically important

difference, MCID).De vragenlijst is beschikbaar via

www.ildcare.nl/index.php/vragenlijsten/ .

7

Streng geselecteerde patiënten komen in aanmerking voor

een behandeling met

methylfenidaat

.

·

·

Systemische medicamenteuze behandeling

-

-

Stap 1:

een NSAID of

prednison

is het middel van eerste

keuze. Bij gebruik van

prednison

heeft het (vanwege de

bijwerkingen, zie

Bijlage )

de voorkeur om kort en in een

zo laag mogelijke dosering te behandelen met

prednison

(Zie ook

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten )

.

-

-

Stap 2:

immunosuppressiva

Bij onvoldoende effect van

prednison

of wanneer

langdurige behandeling nodig is, start men met

immunosuppressiva, zoals:

methotrexaat

,

azathioprine

,

cyclofosfamide

of TNF-

α

-remmers (

infliximab

,

adalimumab

,

thalidomide

).

Het gebruik van deze niet-steroïde medicatie start het

liefst zo vroeg mogelijk in het behandeltraject.

21

Ook

middelen als

hydroxychloroquine

(antimalariamiddel)

en

mycofenolaatmofetil

zijn behandelingsopties.

7,13,21

Het is gebruikelijk eerst een combinatie van

prednison

en

methotrexaat

te geven en bij voldoende effect de

prednison

vervolgens af te bouwen. Ook als patiënten

last hebben van overgewicht bij langdurig gebruik

van

prednison

, is het sterk aan te raden dat zij een

combinatie van

methotrexaat

en

prednison

gebruiken.

-

-

Stap 3:

combinatie van immunosuppressiva

Bij onvoldoende respons bij stap 2 kan er een

tweede cytotoxisch middel toegevoegd worden. Bij

nierfunctiestoornissen heeft

azathioprine

de voorkeur

boven

methotrexaat

.

-

-

Stap 4:

TNF-

α

-remmers (

infliximab

)

Als voorgaande stappen niet helpen, dan is behandeling

met een TNF-

α

-remmer een optie (zie

Beleid, Algemene behandeling, TNF- α -remmers )

.

Infliximab

is dan vaak

het middel van keuze.

-

-

Stap 5:

bij onvoldoende effect van TNF-

α

-remmers: zie

Beleid, Algemene behandeling, TNF- α -remmers .

Voor een overzicht van bovengenoemde medicatie bij

sarcoïdose en de mogelijke bijwerkingen zie

Bijlage .

Immunosuppressiva geven een verhoogde kans op

infecties (zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten, Verminderde afweer )

.

9

B

eleid