Previous Page  15 / 25 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 15 / 25 Next Page
Page Background

46,XY DSD: Algemeen

13

Tegenwoordig is er meer ruimte voor een geïndividuali-

seerd beleid, na zorgvuldige evaluatie van het risico. Het

risico op het ontwikkelen van een maligniteit van de

gonaden is per oorzaak verschillend.

-- Hoewel er geen eenduidige cijfers zijn, bestaat het

grootste risico op maligne ontwikkeling (30-50%) bij

condities die worden gekenmerkt door verstoorde

gonadale ontwikkeling, zoals onder andere bij gonadale

dysgenesie.

-- Personen met een stoornis in de androgeensynthese

of -metabolisme (17

β

-HSD-3-deficiëntie of

5

α

-reductase-2-deficiëntie) of een stoornis in de

androgeenreceptoractiviteit (AIS) lopen veel minder

risico; tot 15% kans op lokale neoplastische letsels, maar

het is tot op heden onduidelijk of deze allemaal zullen

resulteren in invasieve tumoren.

Belangrijke bijkomende parameters voor het bepalen van

het risico zijn:

13

-- genetische constitutie (bijvoorbeeld de aanwezigheid

van de

Gonadoblastoma on the Y Chromosome

regio

(

GBY

) en van het

TSPY

-gen);

-- expressie van embryonale kiemcelmarkers (OCT3/4

en/of KITL) na de leeftijd van één jaar;

-- anatomische locatie van de gonaden.

Het multidisciplinair team informeert de betrokkene

over de mogelijkheid van kwaadaardige ontwikkeling

van de gonaden en bespreekt de voor- en nadelen van

het eventueel operatief verwijderen van de gonaden.

Samen met de (ouders van de) betrokkene kan worden

afgesproken welke onderzoeken er worden uitgevoerd

ommeer inzicht te krijgen in het risico. Na zorgvuldige

evaluatie van de uitkomsten van het onderzoek brengt

het multidisciplinair team een advies uit over het beleid.

Daarbij zijn de volgende adviesmogelijkheden:

-- gonadectomie op korte termijn;

-- puberteit afwachten, zo nodig tussentijds screenen en

daarna gonadectomie;

-- gonaden blijven in situ en worden periodiek gescreend

zo lang er geen aanwijzingen zijn op maligne

veranderingen.

Hormoonsubstitutie

·

·

Hormonale substitutietherapie

Indien de gonaden

verwijderd of disfunctioneel zijn, adviseert de

behandelend specialist hormonale substitutietherapie

(HST) vanaf de leeftijd van 10-12 jaar. HST heeft als doel:

3

-- ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken;

-- voorkómen van doorbraakbloedingen en/of

endometriumhyperplasie (door het opwekken van een

menstruatie) als er een uterus aanwezig is;

-- behoud van optimale botdichtheid;

-- sneller sluiten van groeischijven waardoor de lengte

beperkt blijft;

-- bevorderen van psychoseksueel en sociaal welbevinden.

Er is een scala aan mogelijkheden voor substitutie van

oestrogeen. Bij aanwezigheid van de uterus schrijft

de (kinder)endocrinoloog of (kinder)gynaecoloog bij

de puberteitsinductie vaak in eerste instantie alleen

oestrogenen en na enkele jaren daarbij ook progesteron

voor (hierdoor vergroot de kans op een goede ontwikkeling

van de mammae). De toedieningsvorm en gewenste dosis

worden in overleg met de betrokkene individueel bepaald.

HST blijft geïndiceerd tot de leeftijd van ongeveer 50 jaar.

3

·

·

Vaginale oestrogenen

Deze zijn soms geïndiceerd bij

vaginale dilatatietherapie of ter verbetering van de

vaginale lubricatie.

3

·

·

Testosteronsubstitutie

Het kan vóórkomen dat personen

met AIS door de invloed van testosteron meer vitaliteit

ervaren vóór de gonadectomie dan erna, wanneer

alleen oestrogeen aanwezig is. Hoewel er meerdere

factoren kunnen bijdragen aan deze verandering, kan de

behandelend endocrinoloog of gynaecoloog op verzoek

van de betrokkene met CAIS testosteronsuppletie

voorschrijven.

3

Bij PAIS bestaat het risico op virilisatie door

testosteron.

·

·

Botdichtheid

Van alle volwassenen met 46,XY DSD heeft

2/3 een osteopenie. Oestrogeensubstitutie heeft een

gunstige invloed op de botdichtheid en het effect van

oestrogeen op het bot is dosisafhankelijk.

3

De (kinder)endocrinoloog of gynaecoloog maakt over het

algemeen een uitgangs-DEXA op de leeftijd van 18 jaar om

de botdichtheid te bepalen. Daarna alleen op indicatie en/

of aan het eind van de HST, rond 50 jaar. Leefstijladviezen

ter verbetering van de botdichtheid en behandeling van

patiënten met een zeer lage of afnemende botdichtheid

zijn conform de

NHG-Standaard Fractuurpreventie

(zie

Consultatie en verwijzing

). Behandeling van jonge

patiënten (<40-50 jaar) waarbij osteoporose is vastgesteld,

vindt plaats bij de endocrinoloog. Vanwege de jonge

patiëntengroep geldt terughoudendheid met het

voorschrijven van bisfosfonaten.

Psychologische begeleiding

·

·

Impact

De geboorte van een baby met een ambigu

genitaal is doorgaans zeer ingrijpend voor de ouders.

Ook op meisjes of jonge vrouwen heeft het krijgen van

de diagnose 46,XY DSDmeestal een enorme impact.

Een gespecialiseerde psycholoog vanuit het betrokken

behandel- of expertisecentrum zal hen daarbij begeleiden.

In de daarop volgende jaren zullen vaker momenten

vóórkomen waarop de hulp van een psycholoog (opnieuw)

gewenst kan zijn. Ook de (huis)arts kan actief vragen