46,XY DSD: Leydigcelhypoplasie
11
Leydigcelhypoplasie
S
ymptomen
·
·
Diagnose
Bij de geboorte kan er sprake zijn van een
vrouwelijk fenotype of een ambigu genitaal. Als er sprake
is van een vrouwelijk uiterlijk en de diagnose niet bij de
geboorte wordt gesteld, vindt meestal in de puberteit
onderzoek plaats vanwege uitblijvende ontwikkeling
van de secundaire geslachtskenmerken en primaire
amenorroe.
·
·
Externe genitalia
Bij de complete vorm is er sprake van
een vrouwelijk fenotype met een korte, blind eindigende
vagina. Bij de partiële vorm bestaat een breed spectrum
aan varianten, maar meestal zijn er mannelijke externe
genitaliën met micropenis en/of hypospadie.
·
·
Interne genitalia
Mensen met Leydigcelhypoplasie
hebben geen uterus en tubae. De testes zijn meestal klein
en niet ingedaald.
·
·
Endocrien
De volgende bevindingen bij bloedonderzoek
passen bij Leydigcelhypoplasie:
-- Testosteron laag ondanks verhoogde waarden LH en FSH.
Ongevoeligheid van testes voor hCG-stimulatie.
-- DHT laag.
-- AMH normaal voor een 46,XY-karyotype.
-- LH/FSH-ratio verhoogd.
·
·
Puberteit
Bij kinderen met de complete vorm van
Leydigcelhypoplasie vindt tijdens de puberteit geen
ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken plaats.
·
·
Gender
Er is een aanzienlijke kans dat adolescenten aan
wie als kind het vrouwelijke geslacht is toegewezen in de
puberteit een mannelijke genderidentiteit ontwikkelen.
E
nkele feiten
Vóórkomen
·
·
Prevalentie
Er zijn geen betrouwbare prevalentiecijfers
bekend.
·
·
Etiologie
Het
LHCGR
-gen is verantwoordelijk voor de
productie van het LH/hCG-receptoreiwit. Dit eiwit dient
als receptor voor zowel hCG als LH. De ontwikkeling van
Leydigcellen in de testes wordt gestimuleerd door hCG.
Vervolgens zet LH deze cellen aan tot productie van
androgenen, waaronder testosteron. Mutaties in de
LHCGR
-receptor veroorzaken hypoplasie van de Leydigcellen,
met een verminderde tot afwezige gevoeligheid voor LH
tot gevolg. Hierdoor faalt de intra-uteriene en puberale
virilisatie.
14
Er zijn meerdere mutaties in de LH-receptor
beschreven. Mutaties waardoor geen productie van dit
receptoreiwit mogelijk is, hebben de meeste consequenties
voor de geslachtelijke ontwikkeling. Daarnaast bestaan er
ook mutaties waarbij de afwijkingen en symptomen milder
zijn.
19
·
·
Erfelijkheid
Overerving gebeurt autosomaal recessief. Als
beide ouders drager zijn, is de kans op een aangedaan kind
25%.