Previous Page  9 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 9 / 15 Next Page
Page Background

HSP en PLS

verwijst de patiënt hiervoor naar een uroloog met ervaring

met spierziekten of een expertisecentrum (zie

Consultatie en verwijzing )

.

De huisarts of revalidatiearts bespreekt de optie om

incontinentiematerialen te gebruiken (zie

NHG-Standaard Incontinentie voor urine bij vrouwen

).

Ook bekkenbodemtherapie kan uitkomst bieden.

De (huis)arts stemt dit af met de revalidatiearts en kan

de patiënt verwijzen naar een bekkenbodemtherapeut.

Sommige in spierziekten gespecialiseerde

revalidatiecentra hebben een bekkenbodemtherapeut in

dienst (zie

Consultatie en verwijzing )

.

·

·

Spraakstoornissen

Patiënten kunnen baat hebben bij

logopedie om spraakstoornissen te verminderen. Ook

kan een logopedist de patiënt adviseren en ondersteunen

bij het gebruik van alternatieve communicatiemiddelen

(bijvoorbeeld spraakversterkers, spraakcomputers,

letter- of plaatjeskaarten). Logopedisten zijn bij voorkeur

verbonden aan een revalidatieteammet kennis van

spierziekten (zie

Consultatie en verwijzing

).

·

·

Slikproblemen

Logopedie kan mensen helpen

slikproblemen te compenseren. Een diëtist kan advies

geven over aangepaste voeding. Logopedisten en diëtisten

zijn bij voorkeur verbonden aan een revalidatieteammet

kennis van spierziekten (zie

Consultatie en verwijzing

). Het

risico op een aspiratiepneumonie is verhoogd. Maximale

adequate behandeling van slikproblemen is daarom

geïndiceerd.

·

·

Overmatige speekselvloed

Patiënten kunnen baat

hebben bij logopedie om klachten van overmatige

speekselvloed te verminderen. De huisarts of

revalidatiearts verwijst hen bij voorkeur naar een

logopedist die is verbonden aan een revalidatieteammet

kennis van spierziekten (zie

Consultatie en verwijzing

).

De (huis)arts kan lokale of systemische anticholinergica

voorschrijven om speekselvloed te verminderen. Deze

middelen hebben echter veel bijwerkingen waaronder

een droge mond, cognitieve problemen, obstipatie, wazig

zien en urineretentie. Ook antidepressiva (amitriptyline)

kunnen de speekselvloed verminderen.

De patiënt kan injecties met botulinetoxine in de

speekselklieren proberen. Het voordeel van deze

behandeling is de afwezigheid van centrale bijwerkingen.

Een nadeel is dat slikproblemen kunnen optreden,

waardoor sondevoeding nodig kan zijn. Artsen hebben

nog weinig ervaring met deze behandeling bij HSP-

en PLS-patiënten, maar wel bij andere spierziekten

zoals ALS. De behandeling vindt plaats bij een

revalidatiearts of neuroloog, bij voorkeur verbonden

aan een expertisecentrum. Tevens kan bestraling van de

speekselklieren overmatige speekselvloed verminderen.

Hiervoor verwijst de behandelend arts de patiënt naar de

radiotherapeut.

·

·

Dwangmatig lachen en/of huilen

De (huis)arts legt

de patiënt uit dat het dwangmatig lachen/huilen niet

wordt veroorzaakt door een stemmingsstoornis maar

door de neurologische aandoening. De huisarts kan

antidepressiva (amitriptyline, citalopram en fluvoxamine)

voorschrijven. Deze middelen zijn bij veel patiënten

effectief. Dextromethorfan en kinidine zijn als combinatie

een bewezen effectief middel voor het behandelen

van pseudobulbaire klachten maar in Nederland niet

verkrijgbaar. De losse componenten van dit middel zijn

door de apotheek te maken. Instructies hiervoor staan op

de site van het

ALS-CentrumNederland .

Bijwerkingen zijn

onder andere slaperigheid, droge mond, duizeligheid en

misselijkheid.

·

·

Pijn

De huisarts behandelt pijn conform de

NHG- Standaard Pijn

. De huisarts of revalidatiearts verwijst de

patiënt indien nodig naar het expertisecentrum of een

pijnpoli (zie

Consultatie en verwijzing

).

·

·

Medicatie

Het is belangrijk ommedicatie die neuropathie

kan veroorzaken zoveel mogelijk te vermijden.

·

·

Vaccinaties

De huisarts adviseert patiënten zich jaarlijks

te laten vaccineren tegen griep.

·

·

Depressie

De huisarts behandelt depressie conform de

NHG-Standaard Depressie

.

Erfelijkheidsvoorlichting

·

·

HSP

DNA-onderzoek naar een oorzakelijke mutatie van

HSP is mogelijk, maar bij een deel van de HSP-families is

(nog) geen mutatie aantoonbaar. Erfelijkheidsvoorlichting

bij HSP kan daarom lastig zijn, vooral bij de zeldzamere

vormen en bij patiënten bij wie (nog) geen mutatie

gevonden wordt.

De (huis)arts kan de patiënt of (aanstaande) ouders voor

erfelijkheidsvoorlichting en -advies verwijzen naar een

klinisch geneticus of een expertisecentrum voor HSP (zie

Consultatie en verwijzing

).

·

·

PLS

is zelden erfelijk.

Kinderwens

Patiënten met HSP kunnen bij een kinderwens een specifieke

vraag hebben naar mogelijke handelingsopties om de

aandoening bij een kind vast te stellen en/of te voorkómen.

Ook na het stellen van de diagnose HSP bij een kind kunnen

de ouders, als het gezin nog niet compleet is, deze vraag

hebben. De (huis)arts kan hen verwijzen naar een klinisch

geneticus voor een voorlichtings-/adviesgesprek (zie

Consultatie en verwijzing )

. Indien de oorzakelijke mutatie

bekend is, bestaat er voor ouders die een verhoogd risico

hebben op een (volgend) kind met HSP de mogelijkheid

om preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD) of

prenatale diagnostiek (vlokkentest of vruchtwaterpunctie)

te verrichten. Als de aanstaande ouders een kind met HSP

verwachten, staan zij voor de beslissing de zwangerschap

wel of niet af te breken.

7

E

rfelijkheidSVOORLICHTING

en zwangerschap