Previous Page  7 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 7 / 15 Next Page
Page Background

HSP en PLS

5

In dit hoofdstuk worden de medische aspecten van het beleid

voor mensen met HSP of PLS besproken. In het hoofdstuk

Aandachtspunten voor de huisarts

komen meer algemene en

psychosociale aspecten aan bod.

Algemeen

·

·

Behandeldoelen

HSP en PLS zijn (nog) niet causaal

te behandelen. De behandeling is vooral gericht op

symptoombestrijding, het voorkomen van complicaties,

behoud van mobiliteit en conditie en het waarborgen van

een goede energiebalans en kwaliteit van leven.

·

·

Multidisciplinaire behandeling

Meestal is de

revalidatiearts (bij voorkeur gespecialiseerd in spasticiteit

en/of neuromusculaire aandoeningen) de belangrijkste

behandelaar. Hij coördineert de zorg en verwijst de

patiënt zo nodig naar andere specialisten. Hij kan het

ziektebeloop vervolgen en een behandeling instellen om

het vaardigheidsverlies zoveel mogelijk te voorkomen en

zelfredzaamheid te behouden. De meeste patiënten komen

regelmatig (1-2 keer per jaar) bij de revalidatiearts voor

behandeling en/of controle.

Zo nodig schakelt de revalidatiearts een revalidatieteam

in met ervaring op dit gebied (zie

Consultatie en verwijzing )

. Een revalidatiearts werkt daarin samen

met onder andere een fysiotherapeut, ergotherapeut,

maatschappelijk werker, psycholoog, bewegingsagoog

en/of consulent arbeid. Eveneens kan hij een orthopedisch

instrumentmaker en/of schoenmaker inschakelen. Bij

incontinentieklachten kan de patiënt een uroloog en/of

bekkenbodemtherapeut bezoeken. Voor erfelijkheidsadvies

kan de (huis)arts patiënten met HSP naar de klinisch

geneticus verwijzen. Bij complexe problematiek kunnen

artsen advies inwinnen of de patiënt verwijzen naar een

expertisecentrum voor HSP of PLS (zie

Consultatie en verwijzing )

.

·

·

Rol van de huisarts

De huisarts biedt de patiënt de

algemene huisartsgeneeskundige zorg. Indien de huisarts

de klachten van de patiënt als passend bij HSP/PLS

classificeert, kan hij de patiënt voor diagnostiek verwijzen

naar een bij voorkeur in HSP/PLS gespecialiseerde

neuroloog in een expertisecentrum of UMC (zie

Consultatie en verwijzing )

. De huisarts of neuroloog kan een patiënt

die vragen heeft over het omgaan met de gevolgen van de

aandoening naar de revalidatiearts verwijzen. Daarnaast

heeft de huisarts aandacht voor het zorgproces en de

psychosociale aspecten. Wanneer de coördinerende rol

niet bij de revalidatiearts ligt, kan de huisarts deze rol op

zich nemen.

·

·

Rol van de naasten

Uit onderzoek is gebleken dat het

belangrijk is dat de naasten van de patiënt actief betrokken

zijn bij de behandeling en begeleiding, zowel op de korte

als de lange termijn. De (revalidatie)arts bespreekt met

hen, afhankelijk van de individuele situatie, hoe zij kunnen

bijdragen aan de behandeling en begeleiding van de

patiënt.

·

·

Voorzieningen en aanpassingen

Patiënten kunnen

voorzieningen en aanpassingen nodig hebben, afhankelijk

van de beperkingen. Een revalidatiearts of -teammet

kennis van spierziekten kan de (ouders van de) patiënt

hierover adviseren en wijzen op mogelijke vergoedingen

en instanties, onder andere de gemeente en MEE (zie

Consultatie en verwijzing

)

.

·

·

ALS

Bij een klein deel van de PLS-patiënten gaat de

aandoening over in ALS. Bij vermoeden hiervan verwijst

de (huis)arts de patiënt naar het ALS CentrumNederland

(UMC Utrecht en AMC) of een neuroloog in een UMC.

Beleid bij symptomen en klachten

·

·

Spasticiteit

--

Algemeen

De (huis)arts adviseert basismaatregelen

(bewegen, houding, warmte, voldoende drinken, cafeïne

en alcohol vermijden) om spasmen te verminderen.

De huisarts verwijst naar andere zorgverleners

(bijvoorbeeld fysiotherapeut, revalidatiearts) voor

andere methoden om de spasticiteit en stijfheid te

verminderen zoals medicatie, orthesen, het oprekken

van spieren onder begeleiding van de fysiotherapeut en

operaties.

--

Orale medicatie

Het spasmolyticum van eerste keus is

baclofen (oraal). Zowel de huisarts als de revalidatiearts

kan dit middel voorschrijven. Baclofen geeft, afhankelijk

van de dosering, regelmatig bijwerkingen, waaronder

slaperigheid enmisselijkheid. Gebruik voor de nacht leidt

zelden tot bijwerkingen. Alternatieven zijn tizanidine,

diazepam, dantroleen en tolperison. Vanwege de

centrale bijwerkingen (vermoeidheid, slaperigheid en

concentratieproblemen) is de revalidatiearts of huisarts

terughoudend met het voorschrijven van deze middelen.

--

Botulinetoxine

Intramusculaire botulinetoxine-injecties

kunnen, evenals fenolisatie van perifere zenuwen, lokale

spasmen verminderen. Het is sterk van de individuele

situatie afhankelijk of botulinetoxine-injecties zinvol

kunnen zijn. Het stellen van de behandelindicatie en

het uitvoeren van de behandeling moeten worden

gedaan door een ervaren arts, bijvoorbeeld een

revalidatiearts of neuroloog van het expertisecentrum,

UMC of spierziekterevalidatieteam (zie

Consultatie en verwijzing )

. Botulinetoxine bij HSP/PLS vermindert

spierspanning, geeft een toename van de passieve en

actieve beweeglijkheid, evenals een betere positie van

been en voet en een toename van de loopsnelheid/

motorische vaardigheid. Het effect van botulinetoxine

is tijdelijk, de behandeling moet dus regelmatig

(gemiddeld elke 3-4 maanden) herhaald worden. Om het

optimale effect van botulinetoxine-injecties te kunnen

bereiken, moet het gebruik ervan deel uitmaken van

B

eleid

hSp

en

PLS