Previous Page  6 / 19 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 6 / 19 Next Page
Page Background

Klinefeltersyndroom

4

Algemeen

Klinefeltersyndroom kan zich op veel manierenmanifesteren.

De aard en ernst van de medische, psychologische en

sociale gevolgen variëren sterk. In het algemeen hebben

mannen met een mozaïek-karyotype (een combinatie van

46,XY/47,XXY) minder symptomen dan mannen met een

47,XXY-karyotype. Mannen met meerdere X-chromosomen

(bijvoorbeeld 48,XXXY) vertonenmeestal meer verschijnselen.

Mogelijk speelt de herkomst van het extra X-chromosoom

een rol: wanneer dit van de vader afkomstig is, hebben

mannen significant meer ontwikkelingsproblemen (zowel bij

de motoriek als spraak/taal), een langere eindlengte en een

latere start van de puberteit.

Symptomen

·

·

Groei

Gemiddeld zijn de lengte, gewicht en schedelomtrek

van jongens met Klinefeltersyndroom bij de geboorte in

de laag-normale range. Tussen het 5

e

en 8

e

jaar is er een

hogere groeisnelheid door een relatief grote toename van

de beenlengte. De puberteitsgroeispurt is vaak minder

uitgesproken, met een relatief minder grote toename

van de ruglengte. Mannen met Klinefeltersyndroom

zijn gemiddeld 2-5 cm langer dan mannen zonder

Klinefeltersyndroom, met relatief langere armen en benen,

smallere schouders en bredere heupen. Naarmate er

echter meer bekend wordt over Klinefeltersyndroom, blijkt

dat niet alle jongens/mannen met Klinefeltersyndroom

typische kenmerken vertonen.

·

·

Hypogonadisme

Op de vroege kinderleeftijd hebben

jongens meestal geen duidelijke hormonale afwijkingen.

De startleeftijd voor de puberteit is meestal normaal,

maar ook pubertas praecox komt voor. In de puberteit

stijgt het testosterongehalte aanvankelijk, maar midden

in de puberteit stagneert dit en blijft dan in de laag-

normale range. De progressie van de puberteit is normaal

en bij de meeste jongens ontwikkelen de secundaire

geslachtskenmerken zich voldoende.

Meer dan de helft van de mannen met Klinefeltersyndroom

heeft een hypergonadotroop hypogonadisme met een

verlaagd testosterongehalte en verhoogd LH- en FSH-

gehalte.

Zonder testosteronbehandeling is er vaak een vrouwelijk

beharingspatroon en een vrouwelijke habitus, met soms

een minder verlaagde stem. Door het testosterontekort

hebben mannen met Klinefeltersyndroom vaker dan

andere mannen last van vermoeidheid, verminderde

spierkracht, hypotonie, een verlaagde piekbotmassa met

een verhoogd risico op osteoporose (lifetime risico 25-50%)

en een milde normocytaire anemie.

·

·

Obesitas

Centrale obesitas verhoogt, ook op de

kinderleeftijd, het risico op metabool syndroom en

diabetes mellitus type 2 (lifetime risico 35-50%).

·

·

Gynaecomastie

Het risico op gynaecomastie wordt

bepaald door de verhouding tussen oestrogeen (bevordert

gynaecomastie) en testosteron (remt gynaecomastie).

Jongens met Klinefeltersyndroom hebben een relatief

hoge oestrogeenspiegel. Dit leidt tot groei van

mammaklierweefsel bij 50-75% van de jongens en tot

een duidelijk zichtbare gynaecomastie bij 20-30%.

Gynaecomastie is meestal bilateraal, ontstaat vanaf

ongeveer 10-jarige leeftijd en is bij niet-tijdig ingrijpen

meestal blijvend (zie

Beleid

).

·

·

Penis

De grootte van de penis is meestal normaal. Bij

10-20% komt een micropenis voor. Op de kinderleeftijd

is dit meestal niet opvallend. Het risico op hypospadie is

verhoogd.

·

·

Testes

De testes blijven vrijwel altijd klein, ook bij een

verder normale puberteitsontwikkeling. Het testisvolume

bij volwassenen is 1-7 mL, terwijl dit 12-25 mL is bij mannen

zonder Klinefeltersyndroom. Op volwassen leeftijd zijn de

testes bij sommige mannen week, bij anderen juist vast.

Ook niet-ingedaalde of ascenderende testes (15-35%) en

varicocèles (20-25%) komen regelmatig voor.

·

·

Azoöspermie

De kans op azoöspermie neemt toe met

de leeftijd. Op 10-14-jarige leeftijd heeft 30-50% van

de jongens met Klinefeltersyndroom azoöspermie. Op

volwassen leeftijd is dit 90%, waarbij de overige 10%

oligospermie heeft (zie

Erfelijkheidsvoorlichting en fertiliteit )

.

·

·

Overige aandoeningen

Jongens/mannen met

Klinefeltersyndroom hebben een verhoogd risico op:

-- Congenitale afwijkingen: palatoschisis, aortastenose,

omphalocèle, klompvoeten en colobomen (sluitings-

defect van een deel van het oog, bijvoorbeeld de iris).

-- Spataderen en veneuze ulcera (5-15%).

-- Diep-veneuze trombose (5%) en longembolieën (2%).

-- Epilepsie (5%).

-- Endocrinologische afwijkingen, met name primaire

hypothyreoïdie.

-- Auto-immuunziekten, bijvoorbeeld systemische lupus

erythematosus, syndroom van Sjögren en reumatoïde

artritis.

-- Allergieën.

-- Astma.

-- Skeletafwijkingen: scoliose en kyfose komen vaker

voor, evenals thoraxvormafwijkingen en pes planus.

Hyperlaxiteit kan tot gewrichtsklachten leiden. Er is

overmatige groei van de proximale radius en ulna, maar

mannen met 47,XXY-Klinefelteryndroom hebben meestal

geen synostose met bewegingsbeperking (bij mannen

met 48,XXXY komt dit wel vaker voor).

-- Gebitsafwijkingen, zoals taurodontisme (verbreding van

de tanden) met daardoor een toegenomen tandafbraak

en een verhoogd risico op cariës (40%).

S

ymptomen