Previous Page  10 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 10 / 15 Next Page
Page Background

Myeloproliferatieve neoplasmata

8

Algemene aandachtspunten

Uit een enquête onder huisartsen van mensen met zeldzame

spierziekten komen aandachtspunten naar voren die ook

gelden voor de huisartsenzorg bij mensen met een zeldzame

aandoening als een MPN.

7,14

-- Benader de patiënt op korte termijn actief, zodra de

diagnose bekend is.

-- Vraag zo nodig na hoe de aanpak van de huisarts in de fase

voorafgaand aan de diagnosestelling door de patiënt is

ervaren. Ga vervolgens na hoe die aanpak of de opstelling

van de huisarts de arts-patiëntrelatie heeft beïnvloed.

-- Vraag na in hoeverre de patiënt en naasten de diagnose

verwerkt en geaccepteerd hebben. Herhaal deze vraag

gedurende de ziekte om na te gaan of, en hoe, het lukt om

te kunnen omgaan met veranderingen, vooral wanneer er

sprake is van achteruitgang.

-- Vraag na welke afspraken met de patiënt gemaakt zijn

over een taakverdeling tussen de behandelaars en over de

zorgcoördinatie.

-- Bespreek de verwachtingen van de patiënt ten aanzien

van de huisarts. Hoe loopt de communicatie en wat kan de

huisarts de patiënt bieden? Stel zo nodig verwachtingen

bij.

-- Vraag actief na bij de patiënt wie de hoofdbehandelaar is in

het ziekenhuis.

14

-- Pas indien het hoofdbehandelaarschap is overgedragen de

contactgegevens aan. Vraag naar eventuele veranderingen

in de afspraken met betrekking tot de taakverdeling.

-- Vraag of een regievoerend arts is aangesteld. Bij sommige

zeldzame aandoeningen heeft de patiënt een regievoerend

arts, die de coördinatie en inhoudelijk overzicht heeft

en proactief optreedt. Voor volwassenen kan het één

van de verschillende specialisten zijn. Soms is de

hoofdbehandelaar tevens regievoerend arts, maar niet

altijd.

14

-- Spreek het beleid af (en blijf dit afstemmen) met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts (en overige

behandelend artsen); maak bij voorkeur gebruik van de

HASP-richtlijn .

-- Geef aan dat u het eerste aanspreekpunt bent

voor de patiënt, tenzij anders afgesproken met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

-- Zorg ervoor dat de dienstdoende huisartsen (onder andere

de huisartsenpost) via het beschikbare dossier bekend

kunnen zijn met de patiënt en vooral met de speciale

kenmerken en omstandigheden (zie

Aandachtspunten

voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten

).

-- Behandel/begeleid/verwijs bij medische klachten of

problemen zonder specifieke ziektegebonden risico’s,

tenzij anders afgesproken met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts. Indien de relatie tussen de klachten

en de aandoening onduidelijk is, neem contact op met

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

-- Zorg dat u kennis heeft van de effecten van de

aandoening op andere klachten of behandelingen

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke

aandachtspunten

). Overleg bij twijfel met de behandelend

arts.

-- Let op de extra ziektegebonden risico’s en attendeer de

patiënt daarop (zie

Aandachtspunten voor de huisarts,

Specifieke aandachtspunten

).

-- Verwijs door naar de juiste hulpverleners bij complicaties,

bij voorkeur na afstemming met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts.

Specifieke aandachtspunten

·

·

Hoofdbehandelaar

In principe blijven MPN-patiënten

levenslang onder controle en behandeling bij een

hematoloog.

·

·

Spoedeisende hematologische complicaties

MPN-

patiënten hebben een verhoogd risico op trombo-

embolische complicaties enerzijds en bloedingen

anderzijds. Wees alert op symptomen die hier op kunnen

wijzen, ook bij relatief jonge patiënten. Laagdrempelig

overleg met de hoofdbehandelaar, verwijzing en

behandeling zijn geïndiceerd.

·

·

Infecties

MPN-patiënten, zeker MF-patiënten, hebben

een verhoogd risico op infecties, inclusief opportunistische

infecties zoals tuberculose. Dit infectierisico is nog

hoger bij het gebruik van JAK2-remmers. Infecties

kunnen fulminant verlopen, zeker na splenectomie

en bestraling van de milt. Laagdrempelig overleg met

de hoofdbehandelaar, verwijzing en behandeling zijn

geïndiceerd.

·

·

Vaccinaties

Adviseer jaarlijkse influenzavaccinatie, zeker

na splenectomie en bestraling van de milt.

·

·

Splenectomie en bestraling van de milt

Na

splenectomie en bestraling van de milt is het risico

op snel en fulminant verlopende infecties verhoogd.

Voorafgaand aan splenectomie en bestraling van de milt

hoort vaccinatie tegen pneumococcen, meningococcen

en Haemophilus Influenzae type B plaats te vinden.

Na splenectomie en bestraling van de milt is jaarlijkse

influenzavaccinatie wenselijk, evenals één keer per vijf

jaar pneumococcenvaccinatie. In de eerste twee jaar na

splenectomie of bestraling van de milt kan de patiënt

dagelijkse antibioticaprofylaxe gebruiken conform de

RIVM-Richtlijn .

Instrueer de patiënt ook over het gebruik

van ‘on-demand’ antibiotica bij koorts of na honden- of

kattenbeten. Bij reizen kunnen patiënten het beste

medisch reisadvies inwinnen, met name wanneer het

reizen betreft naar gebieden waar malaria en/of babesiosis

(tekenkoorts, een parasitaire infectie die onder andere in

het oosten van de Verenigde Staten van Amerika voorkomt)

voorkomen.

A

andachtspunten voor de huisarts