Myeloproliferatieve neoplasmata
7
Preconceptieadvies
·
·
Pre- en perinatale zorg
Vrouwen met MPN kunnen
ondanks hun ziekte bijna altijd zwanger worden.
De (huis)arts of verloskundige adviseert pre- en perinatale
zorg in een perinatologisch centrum. De behandelend
hematoloog en gynaecoloog overleggen samen over een
behandelplan.
·
·
Voedingssupplementen
Vrouwen moeten voorzichtig
zijn met voedingssupplementen (zoals ijzersuppletie) voor
en tijdens de zwangerschap, omdat dit invloed kan hebben
op de aanmaak van erytrocyten. De hematoloog
en gynaecoloog kunnen hierover adviseren.
·
·
Celgroeiremmers
Vrouwen die zwanger willen worden
en hydroxycarbamide of anagrelide gebruiken, moeten
overstappen op (gepegyleerd of ongepegyleerd)
interferon-
α
gezien de mogelijke teratogene effecten.
Mannen die (nu of in de toekomst) kinderen willen, kunnen
beter geen hydroxycarbamide gebruiken, omdat dit
medicijn de fertiliteit kan verminderen.
Complicaties
·
·
Foetale complicaties
Bij zwangeren met MPN treedt bij
26-36% een miskraam op. Ook het risico op intra-uteriene
vruchtdood gedurende de verdere zwangerschap is
verhoogd.
·
·
Maternale complicaties
Maternale complicaties
(trombose en bloedingen) komen met name later in
de zwangerschap en in het kraambed voor. Ernstige
bloedingen en ernstige trombo-embolische complicaties
komen voor bij respectievelijk 2% en 3% van de zwangere
ET-patiënten. Bij PV-patiënten lijkt het risico op maternale
complicaties hoger te liggen, hoewel dit mogelijk komt
door het lage aantal beschreven zwangerschappen. De
gynaecoloog controleert de bloeddoorstroming in de
uteriene bloedvaten met echografie in de 20
e
tot 24
e
week
van de zwangerschap.
Medicatie tijdens de zwangerschap
·
·
Trombo-embolische complicaties
Gynaecologen en
hematologen houden het risico op trombo-embolische
complicaties, placenta-insufficiëntie en bloedingen bij
zwangeren met ET en PV zo laag mogelijk. Ook reguleren
zij het Ht strikt bij zwangere PV-patiënten (streefwaarde
< 0,40 L/L). Cytoreductie vindt plaats via flebotomieën
en/of interferon-
α
(gepegyleerd of ongepegyleerd). Ter
voorkoming van trombo-embolische complicaties schrijft
de hematoloog of gynaecoloog acetylsalicylzuur of
carbasalaatcalcium voor. Tevens kan het nodig zijn dat
de zwangere laagmolecuulgewichtheparine gebruikt in
het kraambed en bij hoogrisicozwangerschappen ook
gedurende de hele zwangerschap.
·
·
Verbetering
Vaak verbeteren de bloedwaarden van
MPN-patiënten onder invloed van zwangerschaps-
hormonen. De patiënten voelen zich dan ook vaak beter.
De bloedwaarden kunnen zelfs zo normaal worden dat de
dosering van interferon-
α
omlaag kan. Dat geldt echter
niet voor acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium.
Bevalling en kraamtijd
Een klinische partus is geïndiceerd vanwege het verhoogde
risico op bloedingen. Het is belangrijk dat de gynaecoloog
of hematoloog de bloedwaardes van de moeder goed in de
gaten houdt gedurende minimaal 6 weken na de bevalling.
Zij heeft dan namelijk nog steeds een verhoogd risico op
trombose en bloedingen.
Borstvoeding
Borstvoeding wordt afgeraden bij gebruik van celgroei-
remmende middelen (interferon-
α
, hydroxycarbamide).
Bij het gebruik van acetylsalicylzuur, carbasalaatcalcium
en heparine kunnen patiënten wel borstvoeding geven.
De gynaecoloog kan hen hierover adviseren.
Anticonceptie
Het gebruik van orale anticonceptiva verhoogt het risico op
trombose en wordt daarom afgeraden. Patiënten kunnen wel
veilig een hormoon- of koperspiraal gebruiken.
Z
WANGERSCHAP en ANTICONCEPTIE