Previous Page  7 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 7 / 15 Next Page
Page Background

Myeloproliferatieve neoplasmata

Algemeen

·

·

Doel van de behandeling

MPN kunnen alleen

curatief behandeld worden met een allogene

stamceltransplantatie (SCT). Vanwege het hoge risico op

morbiditeit en mortaliteit ondergaan alleen MF-patiënten

een SCT indien er prognostisch ongunstige factoren

aanwezig zijn en de leeftijd en conditie dit toelaten.

Het beleid bij MPN is gericht op preventie van trombo-

embolische complicaties, bloedingen en transformatie

naar AML. Belangrijk is het verlichten van symptomen en

daarmee het verhogen van de kwaliteit van leven.

·

·

Trombocytenaggregatieremmers

Trombocytenaggregatieremmers (acetylsalicylzuur,

carbasalaatcalcium, clopidogrel) gaan trombose

en daarmee microvasculaire stoornissen tegen. Bij

patiënten met klinische bloedingsneiging, met een

trombocytenaantal > 1.500 x 109/L en bij aangetoonde

verworven ziekte van VonWillebrand is cytoreductie

de beste aanpak om de bloedingsneiging te

verminderen. Hierbij moet de patiënt tijdelijk stoppen

met trombocytenaggregatieremmers. Zodra de

trombocytenwaarden genormaliseerd zijn, herstart de

patiënt de trombocytenaggregatieremmers.

·

·

Celgroeiremmende middelen

--

(Gepegyleerd) interferon-

α

remt mogelijk de

ziekteprogressie. Patiënten verdragen gepegyleerd

interferon qua bijwerkingen meestal het beste, hoewel

sommige patiënten interferon in het geheel niet

verdragen. Dertig procent van de gebruikers ervaart

pijn en griepachtige verschijnselen na het injecteren.

Langzaam opbouwen, ’s avonds spuiten en paracetamol

een half uur voor het spuiten kunnen helpen. Andere

bekende bijwerkingen zijn vermoeidheid, depressieve

klachten en auto-immuunaandoeningen als thyreoïditis.

--

Anagrelide

remt de aanmaak van trombocyten,

maar niet van de andere cellijnen. Bijwerkingen zijn

hoofdpijn, diarree, vermoeidheid en soms palpitaties

en tachycardie. Hartproblemen en hypertensie zijn

relatieve contra-indicaties voor anagrelide.

--

Hydroxycarbamide

is een mild cytostaticum dat

de aanmaak van alle bloedlijnen remt. Artsen

schrijven hydroxycarbamide voor om leukocytose,

trombocytose, verhoogd hematocriet en splenomegalie

te verminderen. Mogelijke bijwerkingen zijn gastro-

intestinale symptomen, droge huid, hyperkeratose,

verminderde fertiliteit bij mannen en ulcera op

de benen en in de mond. Indien ulcera ontstaan

tijdens hydroxycarbamidegebruik, is er een relatieve

contra-indicatie voor gebruik en moet de patiënt

een lagere dosis gebruiken of helemaal stoppen. Ook

kan hydroxycarbamide het reuk- en smaakvermogen

aantasten.

-- Ook

busulfan

en

32

fosfor

remmen de celgroei. Vanwege

het verhoogde risico op leukemie schrijven artsen deze

middelen niet voor bij jongere patiënten.

·

·

Immuunmodulerende middelen

Lenalidomide en

thalidomide in combinatie met prednison remmen de

aanmaak van cytokines en verminderen anemie en

splenomegalie. Patiënten verdragen lenalidomide meestal

goed. De voornaamste bijwerkingen van thalidomide

zijn slaapproblemen, obstipatie en irreversibele perifere

polyneuropathie. Lenalidomide heeft daarom de

voorkeur boven thalidomide, zeker bij langdurig gebruik.

Lenalidomide is voor deze indicatie niet geregistreerd,

dus patiënten kunnen het alleen verkrijgen op off-label

voorschrift van een hematoloog.

·

·

JAK2-remmers

Ruxolitinib is op dit moment (2016)

de enige geregistreerde JAK2-remmer in Nederland.

JAK2-remmers verminderen vooral splenomegalie,

constitutionele symptomen, jeuk en vermoeidheid bij PV en

MF. De belangrijkste bijwerkingen zijn cytopenie (anemie

en trombocytopenie), hoofdpijn, duizeligheid, diarree

en obstipatie. Patiënten mogen niet abrupt stoppen met

ruxolitinib vanwege een verhoogd risico op een rebound-

fenomeen, met sterke groei van de milt. Er is sprake van

geneesmiddeleninteractie, beïnvloeding van de klaring op

basis van Cyp3A4- en Cyp2C9-inductie of -remming, met

onder andere claritromycine, ciprofloxacine, itraconazol,

ketoconazol, cimetidine, verapamil, Sint Janskruid en

grapefruitsap.

·

·

Allogene stamceltransplantatie

De enige curatieve

optie voor MF is een allogene SCT. Dit is echter alleen

geschikt voor patiënten jonger dan 65-75 jaar zonder veel

comorbiditeit. Vanwege de hoge morbiditeit en mortaliteit

maken de hematoloog en de patiënt samen een goede

risico-inschatting op basis van prognostische factoren

en comorbiditeit. Tegenwoordig gebruiken patiënten

JAK2-remmers om de symptomen voorafgaand aan de SCT

zoveel mogelijk te verminderen, waardoor de resultaten

van SCT lijken te verbeteren.

·

·

Vermoeidheid

De meeste MPN-patiënten hebben last

van chronische vermoeidheid en concentratieproblemen,

ook bij goede bloedwaarden. Dit kan het sociale leven

ernstig beïnvloeden. Het vaststellen van de juiste oorzaak

van de vermoeidheid is belangrijk. Wanneer artsen ten

onrechte de diagnose ‘burn-out’ stellen, staat dit een

goede behandeling in de weg. De behandelingsopties voor

de vermoeidheid zijn beperkt. Ruxolitinib remt indirect de

aanmaak van cytokines en heeft daardoor vaak een positief

effect op de vermoeidheid. Bij sommige patiënten neemt

de vermoeidheid af na behandeling met lenalidomide of

interferon. Naast een goede balans tussen voldoende rust

en voldoende activiteit kan cognitieve gedragstherapie

helpen, indien de patiënt zelf moeite heeft met het

5

B

eleid