Previous Page  5 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 5 / 15 Next Page
Page Background

Myeloproliferatieve neoplasmata

MF-patiënten veroorzaakt door een specifieke mutatie, de

JAK2V617F

-mutatie. Bij de overige patiënten liggen vaak

andere mutaties in de receptor-signaalroute ten grondslag

aan de overactiviteit, zoals een mutatie in exon 12 van het

JAK2

-gen, mutaties in het

CALR

-gen (20-30% van de ET- en

MF-patiënten, 5% van de PV-patiënten) of het

MPL

-gen

(trombopoëtinereceptor) (5% van de ET- en MF-patiënten).

·

·

Erfelijkheid

MPN zijn niet erfelijk. De mutaties bij MPN

ontstaan tijdens het leven (somatische mutaties). In

zeldzame gevallen komen MPN vaker in één familie voor,

soms samen met andere hematopoëtische maligniteiten.

Diagnose

·

·

Algemeen

Een internist/hematoloog stelt de diagnose

MPN. Veelal is hiervoor beenmergonderzoek en moleculair

onderzoek nodig. Bij een deel van de patiënten kan de

hematoloog geen eenduidige diagnose stellen, maar is er

sprake van een grijs gebied (bijvoorbeeld tussen ET en

PV, waarbij naast trombocytose ook sprake is van een

leuko-/erytrocytose).

·

·

ET

Bij ET is er sprake van een persisterende trombocytose

(> 450 x 10

9

/L) in het bloed, een toename vanmegakaryocyten

in het beenmerg en meestal aanwezigheid van een mutatie

in

JAK2

,

CALR

of

MPL

. De hematoloog onderzoekt of de

patiënt cardiovasculaire risicofactoren (roken, hypertensie,

diabetes mellitus en hypercholesterolemie) heeft. Op basis

van bovenstaande kenmerken maakt de hematoloog een

inschatting van het risico op vasculaire complicaties en stelt

hij de behandelindicatie vast. Bij een trombocytenaantal

> 1.000-1.500 x 10

9

/L verricht de hematoloog aanvullend

onderzoek naar een verworven ziekte van VonWillebrand.

·

·

PV

PV-patiënten hebben een verhoogd hematocriet

(Ht), verhoogd hemoglobinegehalte (Hb) en verlaagde

erytropoëtinespiegel. Bij 95% van de PV-patiënten kan

een

JAK2

-mutatie worden aangetoond. Beenmergonderzoek

geeft aanvullende informatie over de mate van fibrosering

en daarmee de prognose. Wanneer er geen klinische

aanwijzingen zijn voor beenmergfibrose of de prognostische

waarde van minder belang is, zoals bij hoge leeftijd,

kan de hematoloog de patiënt adviseren om van een

beenmergbiopt af te zien.

·

·

MF

Bij MF is er vaak sprake van anemie, een

leuko-erytroblastair bloedbeeld en een verhoogd

lactaatdehydrogenasegehalte in het bloed. Vaak is er

daarnaast een splenomegalie en/of hepatomegalie, ontstaan

door extramedullaire hematopoëse. Beenmergonderzoek

geeft aanvullende informatie over de mate van fibrosering

en daarmee de prognose. De meeste patiënten hebben een

mutatie in

JAK2

,

CALR

of

MPL

.

Beloop

·

·

Progressie naar myelofibrose

Bij 5-10% van de ET-

patiënten en 5-30% van de PV-patiënten gaat de ziekte op

den duur over in MF.

·

·

Progressie naar leukemie

Het risico op progressie naar een

acute myeloïde leukemie (AML) is laag (< 5%), met het laagste

risico bij ET en het hoogste risico bij MF. Transformatie

ontstaat op basis van nieuwe somatische mutaties in een

genetisch instabiele (getransformeerde) stamcel.

Prognose

·

·

Doodsoorzaken

Vasculaire complicaties, hematologische

maligniteiten en infecties zijn de belangrijkste

doodsoorzaken.

·

·

ET

ET-patiënten hebben een nagenoeg normale

levensverwachting mits de ziekte goed wordt behandeld.

·

·

PV

De levensverwachting van PV-patiënten is mogelijk

iets verkort, maar is slecht te voorspellen, zeker gezien de

nieuwe behandelmogelijkheden.

·

·

MF

De prognose van MF (ook na transformatie vanuit

ET of PV) varieert sterk, van overlijden binnen 2 jaar

tot milde vormen waarbij de overleving meer dan 15

jaar is. Factoren die invloed hebben op de prognose

zijn: additionele somatische mutaties, cytogenetische

afwijkingen, leeftijd, splenomegalie, anemie, transfusie-

afhankelijkheid, leukocytose of leukopenie, trombopenie

en blastenpercentage in het bloed. Een allogene

stamceltransplantatie bij MF-patiënten is over het

algemeen curatief. Wel is de mortaliteit hoog, door de

transplantatie zelf en door ‘graft-versus-host-disease’.

·

·

Leukemie

Bij transformatie naar AML is de prognose nog

minder gunstig. Nadat de leukemie in remissie is gebracht,

kan de arts een allogene stamceltransplantatie voorstellen.

Deze behandeling is alleen mogelijk bij patiënten met een

redelijke conditie en tot een leeftijd van 65-75 jaar.

3