Primair lymfoedeem
van de lymfekleppen. Hierdoor functioneert het
lymfestelsel onvoldoende en schieten de opname- en
transportmogelijkheden van lymfe tekort. Lymfoedeem
ontstaat door ophoping van vocht in het interstitium.
Ondanks de afwijkingen aan het lymfestelsel is het mogelijk
dat pas na een (relatief klein) trauma de reservecapaciteit
onvoldoende blijkt en er voor het eerst klachten van
lymfoedeem ontstaan.
Varianten
Vroeger werd primair lymfoedeem in drie categorieën
ingedeeld, naar leeftijd van ontstaan: congenitaal, praecox
(manifestatie vóór het 35
e
jaar) en tarda. Door ontwikkelingen
in klinische fenotypering en identificatie van genetische
oorzaken van enkele van deze aandoeningen is een aangepast
classificatiesysteem
3
ontwikkeld (zie
Bijlage 1):
·
·
Syndromen
Er zijn veel syndromen waarbij lymfoedeem
voorkomt. De meest voorkomende zijn het syndroom van
Turner, Noonan syndroom en Prader-Willi syndroom.
·
·
Systemische of viscerale betrokkenheid
Deze patiënten
hebben uitgebreide ontwikkelingsstoornissen in het
lymfesysteem die niet beperkt blijven tot de periferie.
Lymfatische dysfunctie kan zich onder andere presenteren
met hydrops foetalis, pericardiale en pleurale effusie,
chylus thorax, ascites en pulmonale en intestinale
lymfangiëctasiëen.
Daarbij is er een onderscheid in:
--
Multisegmentaire lymfatische dysplasie met systemische
betrokkenheid (MLDSI)
Dit kan geassocieerd zijn met
hemifaciale zwelling en conjunctivaal oedeem. Er is een
normale intelligentie.
--
Gegeneraliseerde lymfatische dysplasie (GLD, onder
andere CCBE1 gen)
Deze patiënten hebben een meer
uniform, uitgebreid patroon van lymfoedeemwaarbij alle
segmenten van het lichaam zijn aangedaan.
Het Hennekam syndroom is een vorm van
gegeneraliseerde lymfatische dysplasie, dat ook wel
lymfoedeem-lymfangiëctasie-mentale retardatie
syndroomwordt genoemd. Symptomen zijn lymfoedeem
in het gelaat, de extremiteiten en genitaliën, inwendige
verwijding van lymfevaten en mentale retardatie.
·
·
Verstoorde groei van het lymfesysteemwaarbij mogelijk
afwijkingen aan huid en bloedvaten optreden
Onder
deze categorie vallen meerdere aandoeningen waaronder
Proteus, WILD syndroom (Warts Immunodeficiency
Lymphedema and Dysplasia) en congenitaal
multisegmentair lymfoedeem.
·
·
Congenitaal
Hieronder vallen onder andere:
--
Ziekte van Milroy
Er is sprake van symmetrisch oedeem
aan onderbenen en voeten, enkel- of dubbelzijdig. Andere
kenmerken zijn hydrocèle bij jongens, uitgezette vaten,
cellulitis en typische ski-jump nagels. Deze aandoening
wordt veroorzaakt door een
FLT4 (VEGFR3)
genmutatie.
--
Milroy-like lymfoedeem
Klinische kenmerken komen
overeen met de ziekte van Milroy. Het betreft hier mogelijk
een mutatie van
VEGFC
.
--
MCLMR syndroom
Dit is een verzamelnaam voor twee
aandoeningen:
microcefalie-lymfoedeem-chorioretinale dysplasie
(MLCRD) en chorioretinale dysplasie-microcefalie-
mentale retardatie (CDMMR).
·
·
Late onset lymfoedeem(LOL)
Bij LOL gaat het om
aandoeningen waarbij de oedeemgerelateerde klachten
zich pas na het eerste levensjaar manifesteren. Deze
aandoeningen hebben niet-congenitaal lymfoedeem aan
de ledematen als gemeenschappelijke kenmerk. Het betreft
onder andere:
--
Ziekte van Meige
Dit is waarschijnlijk het meest
voorkomende subtype van primair lymfoedeem. Hierbij
ontstaat lymfoedeem in de onderste extremiteiten,
meestal tot aan de knie. De klachten ontstaan doorgaans
tijdens de adolescentie.
--
Lymfoedeem-distichiasis syndroom
Kenmerkend voor
deze aandoening is de extra rij wimpers (distichiasis).
Het lymfoedeem betreft meestal de benen. Lymfoedeem
ontwikkelt zich meestal rond de puberteit (
FOXC2 gen
).
--
Emberger syndroom
Primair lymfoedeemmet
myelodysplasie en/of acute myeloïde leukemie.
Lymfoedeem van de onderste extremiteiten mogelijk met
genitaal lymfoedeem, met of zonder congenitale doofheid.
Deze aandoening is zeer zeldzaam (
GATA 2
deficiëntie).
Beloop
Primair lymfoedeem is een chronische, vaak progressief
verlopende aandoening. Het beloop kent verschillende stadia
volgens de International Society of Lymphology-indeling
19
:
1. Vroege opeenhoping van interstitieel vocht, dat verdwijnt na
het hoog leggen van de extremiteit. De hoeveelheid oedeem
varieert, het oedeem kan pitting zijn.
2. Pitting oedeem dat zelden verdwijnt met hoog leggen van
arm of been. In de late fase van dit stadium: non-pitting
oedeem is duidelijk aanwezig door fibrosevorming in het
oedeem.
3. Vooral non-pitting lymfoedeem en soms lymfostatische
elefantasis. Vaak zijn hierbij aan de voeten epidermale
verschijnselen, zoals acanthosis, papillomatosis, verrucosis.
In de subcutis treedt proliferatie van vetweefsel op.
In de late stadia van lymfoedeem is er een karakteristiek
beeld van non-pitting oedeemmet vetvorming, fibrose en
interstitiële inflammatie. Meerdere factoren zijn van invloed
op het beloop. Immobiliteit en overgewicht hebben een
ongunstig effect.
3