Previous Page  31 / 99 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 31 / 99 Next Page
Page Background

29

Hieronder wordt uitgelegd hoe dat traject er voor elk

van die twee groepen uit ziet.

Wat als mijn familielid een SCA-soort heeft?

Als je verschijnselen en klachten ervaart en je hebt een

familielid bij wie een SCA-soort is gevonden, dan kun je

het volgende traject volgen:

• Meestal ga je eerst naar de huisarts. De huisarts

verwijst je door naar een neuroloog. Het beste

is een neuroloog uit een expertisecentrum

of een neuroloog met een specialisatie in

bewegingsstoornissen en/of ataxie.

• De neuroloog stelt eerst een klinische diagnose.

Bij de diagnose ADCA wordt, vanwege de

familiesituatie, gevraagd of je ook DNA-onderzoek

wilt. Dit traject kan, afhankelijk van jouw situatie,

door de neuroloog of de klinisch geneticus

worden uitgevoerd (zie ook

paragraaf 4.2.2

)

.

• Als je problemen hebt om dagelijkse taken goed

uit te voeren en de diagnose is gesteld, dan wordt

je doorverwezen naar een revalidatiearts uit een

expertisecentrum of naar een revalidatiearts met

de specialisatie neurorevalidatie. Als je dit wenst

kun je daarnaast ook worden doorverwezen naar

een psychosociaal medewerker.

• Voor informatie over de verdere zorg bij mensen

bij wie er een SCA-soort is gediagnostiseerd zie

paragraaf 5.1 .

Wat als mijn familielid ADCA heeft, maar er is

géén SCA soort gevonden?

Als je verschijnselen en klachten ervaart en je familielid

heeft ADCA, maar er is geen SCA-soort gevonden, dan

ziet het diagnosetraject er grotendeels hetzelfde uit als