Previous Page  6 / 25 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 6 / 25 Next Page
Page Background

46,XY DSD: Algemeen

4

Varianten

Er bestaan veel variaties van 46,XY DSD. In de literatuur

worden indelingen van 46,XY DSD gehanteerd op basis van

verschillende aspecten. In deze brochure is de etiologie als

leidraad gebruikt:

-- stoornissen in de androgeenreceptoractiviteit

(androgeenongevoeligheidssyndroom);

-- stoornissen in de gonadale ontwikkeling (gonadale

dysgenesie);

-- stoornissen in androgeensynthese en -metabolisme (onder

andere 17

β

-HSD-3-deficiëntie, 5

α

-reductase-2-deficiëntie);

-- stoornis in de LH-receptor (Leydigcelhypoplasie).

Diagnose

Er zijn meerdere momenten waarop er aanleiding kan zijn voor

nadere diagnostiek waarbij de diagnose 46,XY DSD gesteld kan

worden:

-- In utero, indien er een discrepantie bestaat tussen het

foetale karyotype en de bevindingen bij echografie, of

wanneer er bij echografisch onderzoek een vermoeden is

van een onduidelijk geslacht.

-- Bij de geboorte, wanneer er sprake is van een ambigu

genitaal.

-- Bij een fenotypisch meisje:

·

·

Op kinderleeftijd, als er bij een inguinale hernia een

gonade wordt gezien die meer past bij testisweefsel in

plaats van ovarieel weefsel.

·

·

In de puberteit. Er kan sprake zijn van het uitblijven

van de ontwikkeling van secundaire vrouwelijke

geslachtskenmerken, primaire amenorroe, vergroting

van de clitoris, stemverlaging of andere tekenen van

virilisatie. In een enkel geval is een tumor van een of

beide abdominaal gelegen gonaden de aanleiding voor

diagnostiek.

·

·

Diagnostisch proces

In de meeste gevallen stelt een

kinderarts de diagnose. Bij een vermoeden van DSD verricht

de arts een uitgebreide anamnese, familieanamnese

en lichamelijk onderzoek. Daarnaast vindt aanvullend

onderzoek plaats, bijvoorbeeld beeldvormend

onderzoek van het kleine bekken en eventueel de bijnier.

Afhankelijk van de vermoede diagnose zijn aanvullende

laboratoriumbepalingen geïndiceerd, zoals:

11,12

-- karyotypering (chromosomen onderzoek);

-- testosteron;

-- dihydrotestosteron (DHT);

-- androsteendion;

-- 17-hydroxyprogesteron;

-- testosteron/DHT-ratio;

-- testosteron/androsteendion-ratio na hCG-stimulatie;

-- AMH;

-- oestradiol;

-- LH;

-- FSH;

-- natrium, kalium, renine (voor uitsluiten AGS).

Het advies is om het kind/de adolescent bij een vermoeden

van DSD direct te verwijzen naar een DSD expertise- of

behandelcentrum voor verdere diagnostiek.

·

·

Genetische diagnose

Als op basis van de klinische gegevens

en het laboratoriumonderzoek 46,XY DSD is geconstateerd,

bestaat de mogelijkheid om ter bevestiging van de diagnose

en ten behoeve van genetisch advies mutatieanalyse te

verrichten. De hoofdbehandelaar kan de (ouders van de)

betrokkene over deze mogelijkheid informeren en eventueel

naar een klinisch geneticus verwijzen. De exacte mutatie

kan bijdragen aan meer nauwkeurige informatie over

de aandoening. Daarnaast kan kennis van mutaties in

genen die betrokken zijn bij de gonadale differentiatie een

belangrijke bijdrage leveren in de bepaling van het risico op

maligne ontaarding van de gonaden. Tegenwoordig kunnen

veel genen tegelijkertijd worden onderzocht via

exome

sequencing

. Een genetische diagnose wordt (nog) niet altijd

gevonden.

·

·

Tijd

Het is van belang voor de ouders en het pasgeboren

kind om (nadat door onderzoek AGS met zoutverlies is

uitgesloten) duidelijk te maken dat het hebben van een

variatie van de geslachtelijke ontwikkeling geen ziekte

is. Ouders hebben tijd nodig om hun kind te leren kennen

en een band op te bouwen. Diagnostisch onderzoek is

belangrijk, maar mag niet leiden tot stresssituaties voor de

ouders. Het is vooral aan de behandelend arts om de druk op

de ouders te verminderen. Daarnaast is het van groot belang

dat het behandelend team de tijd neemt voor zorgvuldige

uitvoering en evaluatie van diagnostisch onderzoek.

Het diagnostisch traject is niet in hoofdzaak gericht op

toewijzing van een geslacht.