Previous Page  12 / 21 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 12 / 21 Next Page
Page Background

Anoftalmie/Microftalmie

Erfelijkheidsadvies

Bij slechts een klein aantal van de kinderen met A/Mmet

een genetische oorzaak is de aandoening erfelijk bepaald.

Er kan sprake zijn van dominante, recessieve of X-gebonden

overerving. Genetische counseling is een uitdaging door de

uitgebreide range van verantwoordelijke genen en de grote

variatie in fenotypische expressie. Als de mutatie wordt

gevonden, kan adequaat erfelijkheidsadvies worden gegeven.

De behandelend arts bespreekt in dat geval samen met een

klinisch geneticus en de (ouders van) de patiënt de diagnose,

het herhalingsrisico, de prognose en de mogelijkheden tot

preventie. Preventie is ook het opsporen van dragerschap bij

familieleden en antenatale diagnostiek bij ouders met een

kind met A/M, die opnieuw kinderwens hebben.

Bij de erfelijke vormen van A/M komt de autosomaal

dominante vorm het meeste voor. Hierbij geeft de ouder het

aangedane gen in 50% van de gevallen door aan zijn/haar

kind. Deze vorm laat een wisselende expressie zien.

Het kan voorkomen dat de arts bij stamboomanalyse nog

niet-herkende dragers vindt. Familieleden met een geringe

expressie van A/M vindt de arts door middel van gericht

oogheelkundig onderzoek.

Bij de erfelijke vormen van A/Mmet recessieve overerving

bestaat er, als beide ouders drager zijn, voor elke zwanger-

schap een risico van 25% op een kind met de aandoening.

Om tot een goed erfelijkheidsadvies te komen, neemt de

behandelend arts een pre- en postnatale anamnese, waarbij

hij intra-uteriene infecties uitsluit en ook familieonderzoek

doet.

Kinderwens/prenatale diagnostiek

·

·

Bij een kinderwens kan een mannelijke of vrouwelijke

patiënt met A/M verwezen worden naar een klinisch

geneticus voor een preconceptie-advies.

·

·

Wanneer een vrouw zwanger is, en zij of haar partner

heeft A/M, is prenatale diagnostiek door middel van

een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest mogelijk

als de mutatie bij de aanstaande ouder bekend is. Ook

kan bij een zwangerschapstermijn vanaf 16-22 weken in

gespecialiseerde centra via prenatale echo de ontwikkeling

van de oogbol beoordeeld worden.

·

·

Preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD)

voor

ouders met een kinderwens waarbij één van beiden A/M

heeft met een genetische oorzaak, is zwanger worden via

PGD een mogelijkheid. Ouders krijgen in dat geval eerst een

voorlichtings- en adviesgesprek bij de klinisch geneticus.

PGD is alleen mogelijk als de specifieke mutatie (in de

familie) bekend is. Met een IVF-procedure worden embryo’s

verkregen. Vóór plaatsing van de embryo’s worden enkele

cellen van een embryo afgenomen en onderzocht op de

bekende mutatie. Eén of twee niet aangedane embryo’s

worden in de baarmoeder geplaatst.

·

·

Rol van de huisarts

De huisarts kan een belangrijke rol

spelen in de voorlichting over prenatale diagnostiek en

PGD.

Zwangerschap en bevalling

Wanneer een vrouw een A/M heeft zonder andere syste-

mische aandoeningen, zijn geen bijzondere maatregelen

nodig. Als er andere systemische aandoeningen aanwezig

zijn, hangt het van de aandoening af of een vrouw tijdens

de zwangerschap nog extra onderzoek of begeleiding nodig

heeft.

Voor prenatale diagnostiek tijdens de zwangerschap, zie

Kinderwens/prenatale diagnostiek.

Er gelden geen bijzondere maatregelen bij het geven van

borstvoeding.

Alarmsymptomen

·

·

Wees bij een jengelig, ziek kind met een prothese bij een

microftalmie bedacht op een (corneale) infectie, zeker

als er pus uit het oog komt. Verwijs het kind naar de

behandelend oogarts. Er is risico op het ontwikkelen van

een hoornvliesdefect onder het kunstoog.

·

·

Bij een kind met A/M zijn ontwikkelingsproblemen,

voedingsproblemen of andere problemen een reden om op

korte termijn onderzoek te doen naar de aanwezigheid van

eventuele systemische aandoeningen.

·

·

Ogen met microftalmie kunnen glaucoom ontwikkelen,

wat pijn kan geven en verlies van het zicht, als dat nog

aanwezig is.

·

·

Kinderen met chorioretinaal coloboom hebben een

verhoogd risico op retinaloslating. Dit is heel zeldzaam.

Na het stellen van de diagnose

·

·

Benader de patiënt en/of de ouders op korte termijn actief

zodra de specialistische diagnose bekend is.

·

·

Vraag na (indien van toepassing) hoe de aanpak van de

huisarts in de fase voorafgaand aan de diagnosestelling

door de patiënt en/of de ouders is ervaren.

·

·

Ga na of iets in die aanpak of de opstelling van de huisarts

de arts-patiëntrelatie negatief beïnvloed heeft.

·

·

Toets in hoeverre de patiënt en naasten de diagnose

verwerkt en geaccepteerd hebben.

·

·

Vraag na welke afspraken met de patiënt en/of de

ouders gemaakt zijn over een taakverdeling tussen de

behandelaars en over de zorgcoördinatie.

·

·

Bespreek met de patiënt en/of de ouders wat van

de huisarts verwacht kan worden ten aanzien van

behandeling en begeleiding.

10

A

andachtspunten voor de huisarts

E

rfelijkheidSVOORLICHTING en

zwangerschap