Auto-immuun hepatitis
4
·
·
Leverbiopt
(niet bij ernstige contra-indicaties):
-- Specifieke kenmerken: interface hepatitis,
hepatocytrosetten, plasmacellen, lymfoplasmacytair
infiltraat en fibrose. De aanwezigheid van deze kenmerken
is zeer suggestief voor AIHmaar niet pathognomonisch.
-- Voor onderzoek naar de ernst van de ontsteking,
hoeveelheid schade, mate van septumvorming met fibrose
en aanwezigheid van cirrose.
-- Om bijvoorbeeld de ziekte vanWilson en
α
-1-antitrypsine
deficiëntie uit te sluiten.
-- Voor eventuele histologische aanwijzingen die wijzen op
overlap met PBC of met PSC.
Een contra-indicatie voor een leverbiopsie is onder andere
een slechte conditie van de patiënt, een etterige leverinfectie
en een verlaagd protrombinegehalte. Goede informatie
aan de patiënt over de voor- en nadelen en risico’s van een
leverbiopsie zijn van belang, zodat de patiënt in overleg
met de specialist een zorgvuldige afweging kan maken.
Complicaties die na een leverbiopt kunnen optreden zijn:
bloeding in de lever of uit de lever in de buikholte, bloeding in
de galwegen, lekkage van gal uit de lever of galblaas/gallige
peritonitis, pneumothorax, het aanprikken van andere
organen, zoals bijvoorbeeld de nier, koorts door infectie van
lever of galwegen. Zie voor voorlichting over leverbiopsie ook:
www.mlds.nl/ziekten/onderzoeken/leverbiopsie .·
·
Fibroscan
Een nieuwe methode voor het bepalen van
het stadium van chronische cholestatische leverziekten
is elastografie met een ‘fibroscan’. Deze techniek meet
de elasticiteit van leverweefsel aan de hand van de
voortplantingssnelheid van een schokgolf. De fibroscan kan
grofweg onderscheid maken tussen gevorderde fibrose of
cirrose en niet-gevorderde leverschade. De toepassing van
de fibroscan bij AIH is nog gering. Bij actieve ontsteking is de
fibroscan minder of niet betrouwbaar.
·
·
MRCP
Met een ‘magnetic resonance cholangio-
pancreatography’ (MRCP) diagnosticeert men AIH-PSC
overlapsyndroom.
Meestal lukt het ommet een goede anamnese en
bovenstaande onderzoeken de diagnose AIH te stellen. In een
aantal gevallen blijft er onzekerheid bestaan. Dan kan een
proefbehandeling met prednison uitkomst bieden. Ook als een
patiënt geen leverbiopsie wil ondergaan, is proefbehandeling
een alternatief.
Differentiaaldiagnose bij chronische hepatitis
·
·
auto-immuun leverziekte:
-- auto-immuun hepatitis;
-- primaire biliaire cirrose;
-- primair scleroserende cholangitis;
-- overlapsyndroom;
-- auto-immuun cholangitis.
·
·
(chronische) virale hepatitis:
-- (chronische) hepatitis B;
-- (chronische) hepatitis C.
Hepatitis A en hepatitis E zijn in principe niet chronisch,
alleen hepatitis E in zeldzame gevallen bij immuun-
gecompromitteerde patiënten.
·
·
toxisch-medicamenteuze hepatitis
·
·
mengbeelden hepatitis met cholestase of soms alleen
steatose/cholestase:
-- hemochromatose;
-
-
α
1-antitrypsinedeficiëntie;
-- ziekte vanWilson;
-- granulomateuze hepatitis;
-- cholangiopathie gerelateerd aan aids (waarschijnlijk ook
met name cholestatisch);
-- lupus erythematodes disseminatus (als hierbij een echte
hepatitis aanwezig is zal het meestal een AIH zijn);
-- omgekeerde afstotingsziekte (‘graft-versus-host’-ziekte);
-- alcoholische steatohepatitis;
-- non-alcoholische steatohepatitis (NASH);
-- ‘non alcohol fatty liver disease’ (NAFLD): geen hepatitis,
maar steatose.
·
·
Overlapsyndromen
Het herkennen van overlapsyndromen
is belangrijk omdat:
-- zij relatief vaak voorkomen (bij ongeveer 15-20% van de
AIH-patiënten);
-- zij van invloed kunnen zijn op de wijze waarop de ziekte
zich manifesteert en reageert op therapie.
De meest voorkomende overlapsyndromen zijn:
-- AIH-PSC (AIHmet kenmerken van primaire scleroserende
cholangitis);
-- AIH-PBC (AIHmet kenmerken van primaire biliaire
cholangitis).
Zie hiervoor ook
Overlapsyndromen .