Previous Page  5 / 21 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 5 / 21 Next Page
Page Background

Congenitale melanocytaire naevi

·

·

Incidentie melanomen

bij patiënten met CMN:

-- In kleine en middelgrote CMN (

˂

20cm PAS) lijkt het risico

op melanoom niet hoger dan in de algehele bevolking.

-- Het risico op een melanoom bij patiënten met grote

CMN (

˃

20 cm PAS) is naar schatting ongeveer 2%.

-- De meeste melanomen ontstaan in reuzen CMN

(

˃

40 cm PAS). In deze groep stijgt het risico naar ± 10%.

Melanomen kunnen al op de kinderleeftijd voorkomen, met

name bij grotere CMN (

˃

20 cm PAS). Melanomen ontstaan

soms ook in het centraal zenuwstelsel. Niet altijd stelt

men dan ook de diagnose melanoom. Soms duidt men de

klachten en verschijnselen als neurocutane melanocytose

(NCM). Een percentage voor het aantal melanomen in het

centraal zenuwstelsel is daardoor moeilijk te noemen.

·

·

Voorkomen neurocutane melanocytose

Op basis van

de literatuur is niet goed te zeggen hoe hoog het risico op

neurocutane melanocytose (NCM) is vanwege verschillende

definities die worden gehanteerd. Symptomatische NCM

is beschreven bij ongeveer 2,5 tot 15% van de patiënten

met grotere CMN (

˃

20 cm PAS).

Het risico op NCMmet ernstig beloop lijkt bij patiënten

met CMN

˃

20 cm PAS rond de 2% te liggen.

·

·

Registratie van patiënten

De werkgroep van de

multidisciplinaire richtlijn werkt aan het opzetten van een

(inter)nationale registratie voor patiënten met CMN. Dit om

een beter beeld te krijgen van onder andere het vóórkomen,

het natuurlijk beloop en de impact van behandelingen van

CMN. Deze registratie zal te zijner tijd te vinden zijn via

www.huidhuis.nl/huidaandoening/moedervlek-aangeboren .

Etiologie

Naevuscellen zijn afkomstig van de embryonale neurale lijst.

De melanocyten migreren naar het overliggende ectoderm.

Naevi zijn benigne clonale proliferaties van melanocyten.

Een complex netwerk van genen reguleert de proliferatie,

differentiatie en migratie van melanocyten. De huidige

gedachte is dat bij CMN vroeg in de embryogenese de

(postzygotische) voorlopercellen van melanocyten muteren,

resulterend in een mozaïek-patroon van melanocyten die

zich naar de huid en eventueel ook hersenen en ruggenmerg

kunnen verspreiden. Bij het tegelijkertijd voorkomen van

cutane laesies en (niet) melanocytaire hersenlaesies wordt

bij patiënten met CMN in beide laesies dezelfde mutatie

gevonden. Het moment van de mutatie bepaalt voor een

belangrijk deel hoe uitgebreid de CMN zich presenteert:

-- vroeg in de embryonale ontwikkeling leidt zo’n mutatie tot

wijde verspreiding van naevuscellen naar de huid (reuzen

CMN en satellieten) en ook naar het centraal zenuwstelsel;

-- laat in de embryogenese leidt zo’n mutatie tot kleinere,

alleen cutane CMN, in een beperkt gebied, zonder

satellieten.

Gevonden mutaties bij CMN-patiënten zijn onder andere

DNA-mutaties die coderen voor BRAF-, NRAS-, MC1R-, TP53-

en GNAQ- enzymen. Multipele CMN (inclusief satellietnaevi),

melanomen en neurocutane melanocytose lijken een

gezamenlijke moleculaire/genetische basis (NRAS-mutaties)

te hebben.

Diagnose

De diagnose wordt klinisch gesteld door de dermatoloog.

Een melanocytaire naevus die zichtbaar is bij de geboorte

of zichtbaar wordt in de eerste levensweken (tot leeftijd

3 maanden) is een congenitale melanocytaire naevus. Bij het

lichamelijk onderzoek zijn de naevus en de typische klinische

kenmerken te zien. Zie

Symptomen, Uiterlijke kenmerken

.

Grote CMN zijn direct zichtbaar en patiënten komen in de

meeste gevallen al snel na de geboorte bij een arts. Het is dus

bekend dat zij al bij de geboorte aanwezig waren. Bij kleine

CMN is dat niet altijd zo en is de anamnese leidend in het

onderscheid met verworven naevi.

Met neurologisch onderzoek en MRI-onderzoek screent de arts

op niet-cutane naevusproliferaties indien er neurologische

symptomen zijn.

·

·

Diagnostiek door de dermatoloog:

-- Anamnese en onderzoek.

-- Inspectie en opmeten van de naevus. Noteren volgens

classificatie van Krengel.

-- Inspectie/palpatie van de naevus op atypische aspecten.

-- Zo nodig, bij twijfel over de diagnose, het nemen van een

biopt (om aan te tonen dat het een melanocytaire laesie

betreft, en geen naevus van Ota, café-au-lait macula,

mongolenvlek).

-- Consult kinderarts en zo nodig consult neuroloog voor

diagnostiek naar eventuele meningeale betrokkenheid bij

naevi groter dan 20 centimeter. Vooral aangeraden als er

(veel) satellietnaevi zijn. Op indicatie MRI-onderzoek.

Differentiaal Diagnose

·

·

dysplastische naevus;

·

·

café-au-lait macula;

·

·

Beckernaevus (vaak pas op latere leeftijd aanwezig);

·

·

maligne melanoom;

·

·

naevus van Ota (meer blauwverkleuring);

·

·

naevus van Ito (meer blauwverkleuring);

·

·

mongolenvlek (meer blauwverkleuring);

·

·

Spitznaevus;

·

·

naevus spilus;

·

·

blauwe naevus;

·

·

congenitaal hamartoom van glad spierweefsel.

Prognose

De prognose van patiënten met CMN is goed. In de voorlichting

en follow-up van patiënten met CMN is het van belang om uit

te leggen dat er in principe een normale levensverwachting

is, ook bij grote en reuzen CMN. Wel is het hierbij van belang

patiënt/ouders te informeren over de hoogte van het risico op

complicaties (melanoom, NCM).

3