Previous Page  9 / 21 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 9 / 21 Next Page
Page Background

Congenitale melanocytaire naevi

7

-- Onderzoek naar eventuele aanwezigheid van

lymfadenopathie. Bij patiënten met reuzen CMN

(

˃

40 cm) is jaarlijks palpatie van de lymfeklieren

onderdeel van het lichamelijk onderzoek. Bij CMN

kunnen lymfeklieren fysiologisch vergroot zijn, onder

andere door aanwezigheid van naevuscellen of reactief.

Maar er kan ook sprake zijn van een metastase van

een melanoom. Bij lymfadenopathie wordt aanvullend

onderzoek verricht, door bijvoorbeeld echografisch

onderzoek van de desbetreffende lymfeklierstations met

echogeleide biopsie/excisie en histologisch onderzoek.

Bij afwijkende histologie volgt verwijzing naar een

expertisecentrum, bij normale bevindingen follow-up.

·

·

Fotografische vastlegging in het dossier

Een fotografisch

dossier, met zowel overzichtsfoto’s als detailfoto’s met een

meetlat voor de schaalgrootte, helpt de dermatoloog bij

het vervolgen van de naevi.

·

·

Dermatoscopie

is een non-invasieve techniek om

morfologische kenmerken te evalueren die niet met het

blote oog te zien zijn. Dit onderzoek is niet betrouwbaar

toe te passen bij grotere CMN, omdat met dermatoscopie

de dieper gelegen structuren en noduli niet zijn te

beoordelen. Bovendien kunnen kenmerken die bij

verworven naevi wijzen op een melanoom, bij CMN

fysiologisch aanwezig zijn. Wel kan dermatoscopie zinvol

zijn voor het bepalen van de meest geschikte plaats voor

een eventueel te nemen biopt.

·

·

Biopten

De dermatoloog neemt biopten voor histologisch

onderzoek als hij focale en suspecte veranderingen in

een CMN ziet. Een reguliere patholoog kan het biopt

beoordelen, maar bij twijfel over atypie (bij clinicus en/of

patholoog) is herbeoordeling door een dermatopatholoog/

patholoog met een speciale expertise op dit terrein

aangewezen.

·

·

Diagnostische excisie

Bij een nieuw ontstane of

veranderende nodus is een diagnostische excisie nodig

om het onderscheid tussen een benigne en maligne nodus

te maken. Het is wenselijk dat de dermatoloog bij het te

onderzoeken materiaal aangeeft wat de aanleiding was

voor de excisie en op welke plaats het biopt genomen

is. Ook een beschrijving van het dermatologische beeld

en beschikbare foto’s zijn hierbij nuttige aanvullende

informatie.

·

·

MRI-onderzoek van hersenen en ruggenmerg

Met

MRI-onderzoek is eventueel aanwezige neurocutane

melanocytose (NCM) in beeld te brengen. Screenend MRI-

onderzoek bij patiënten zonder neurologische symptomen

kan ten onrechte geruststelling of ongerustheid geven,

namelijk:

-- niet iedereen met afwijkingen op de MRI die passen bij

NCM krijgt ook daadwerkelijk neurologische klachten;

-- patiënten met afwijkingen op de MRI die passen bij NCM

zonder neurologische symptomen hebben bijna altijd

een goede prognose;

-- patiënten die een MRI zonder afwijkingen hebben,

kunnen op een MRI van latere datumwel afwijkingen

hebben.

Om deze redenen bestaat er in de literatuur twijfel over de

waarde van screenend MRI-onderzoek bij patiënten met

CMN zonder neurologische problemen.

In de Nederlandse concept multidisciplinaire richtlijn

CMNwordt screenend MRI-onderzoek bij CMN zonder

neurologische symptomen niet aanbevolen.

Redenen hiervoor zijn:

-- vermijden van onnodig onderzoek met belasting en

risico’s van narcose;

-- vermijden van onnodige onrust bij asymptomatische

afwijkingen;

-- ontbreken van indicatie voor ingrijpen bij afwijkingen

zonder neurologische symptomen;

-- ontbreken van de zekerheid dat een normale MRI een

garantie is voor het niet ontwikkelen van NCM in de

toekomst;

-- het risico op het vinden van andere bevindingen,

zoals asymptomatische malformaties (Dandy Walker,

Thethered Spinal Cord) zonder behandelconsequenties,

die wel ongerustheid kunnen geven.

Echter, indien er enige aanwijzing is voor het bestaan

of ontwikkelen van neurologische symptomen dan

dient laagdrempelig doorverwezen te worden voor

MRI-onderzoek in een expertisecentrum. De volgende

neurologische verschijnselen zijn een indicatie voor

MRI-onderzoek:

-- Bij duidelijke tekenen van NCM zoals epilepsie, tekenen

van verhoogde intracraniële druk of hersenzenuwuitval

is er een indicatie voor een MRI op korte termijn. Dit ter

beoordeling door de neuroloog.

-- Bij subtiele neurologische symptomen bij een kind, zoals

hapering in de ontwikkeling, is doorverwijzing naar een

kinderneuroloog in een expertisecentrum aanbevolen in

verband met de mogelijkheid van symptomatische NCM.

De beoordeling van MRI-beelden vindt plaats in een

expertisecentrum door een neuroradioloog/neuroloog die

bekend is met NCM.