Previous Page  12 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 12 / 23 Next Page
Page Background

Frontotemporale dementie (FTD)

conceptie (!) voor een voorlichtings- en adviesgesprek

verwezen te worden naar één van de klinisch genetische

centra door hun huisarts of gynaecoloog.

·

·

Reproductieve opties

Ouders zullen zelf een voor hen

passende keuze moeten maken. De keuzemogelijkheden

zijn:

-- natuurlijke zwangerschap met risico op aangedaan kind;

-- prenatale diagnostiek (vruchtwaterpunctie of

vlokkentest) met eventuele zwangerschapsafbreking bij

een aangedaan kind;

-- preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD);

-- eiceldonatie;

-- adoptie;

-- kinderloos blijven.

·

·

PGD

FTD is een indicatie voor PGD. PGD staat voor

preïmplantatie genetische diagnostiek. Dit is een IVF-

procedure waarbij voor de plaatsing van het embryo een

cel wordt afgenomen en onderzocht op de mutatie. Een

niet-aangedaan embryo wordt geplaatst.

Algemene aandachtspunten

Uit een eerdere enquête onder huisartsen van mensen met

zeldzame spierziekten komen aandachtspunten naar voren

die ook gelden voor de huisartsenzorg bij mensen met een

zeldzame aandoening als FTD.

3,16

Bij FTD zijn specifiek de

aandachtspunten voor naasten van belang.

·

·

Benader de naasten (samen met, maar ook zonder de

patiënt) op korte termijn actief, zodra de diagnose bekend

is.

·

·

Vraag zo nodig na hoe de aanpak van de huisarts in de fase

voorafgaand aan de diagnosestelling door de naasten is

ervaren. Ga vervolgens na hoe die aanpak of de opstelling

van de huisarts de arts-patiëntrelatie heeft beïnvloed.

·

·

Vraag na in hoeverre naasten de diagnose verwerkt en

geaccepteerd hebben. Vraag dit ook na bij de patiënt en

houd daarbij rekening met het verdwijnen van het ziekte-

inzicht.

Herhaal deze vraag aan de naasten regelmatig gedurende

het ziektebeloop om na te gaan of, en hoe, het lukt om te

kunnen omgaan met veranderingen.

·

·

Vraag na welke afspraken met de naasten/patiënt gemaakt

zijn over een taakverdeling tussen de behandelaars en over

de zorgcoördinatie.

·

·

Bespreek de verwachtingen van de naasten/patiënt ten

aanzien van de huisarts. Hoe loopt de communicatie

en wat kan de huisarts de patiënt bieden? Stel zo nodig

verwachtingen bij.

·

·

Vraag actief na bij de naasten/patiënt wie de

hoofdbehandelaar is in het ziekenhuis.

16

·

·

Pas, indien het hoofdbehandelaarschap is overgedragen,

de contactgegevens aan. Vraag naar eventuele

veranderingen in de afspraken met betrekking tot de

taakverdeling.

·

·

Vraag of een regievoerend arts is aangesteld. Bij sommige

zeldzame aandoeningen heeft de patiënt namelijk een

regievoerend arts, die de coördinatie en het inhoudelijk

overzicht heeft en proactief optreedt. Voor volwassenen

kan het één van de verschillende specialisten zijn. Soms is

de hoofdbehandelaar tevens regievoerend arts, maar niet

altijd.

16

·

·

Spreek het beleid af (en blijf dit afstemmen) met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts (en overige

behandelend artsen); maak bij voorkeur gebruik van de

HASP-Richtlijn .

·

·

Geef aan dat u het eerste aanspreekpunt bent voor de

naasten/patiënt, tenzij anders afgesproken met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg ervoor dat de dienstdoende huisartsen (onder andere

de huisartsenpost) via het beschikbare dossier bekend

kan zijn met de patiënt/naasten en vooral met de speciale

kenmerken en omstandigheden (zie

Aandachtspunten voor

de huisarts, Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Behandel/begeleid/verwijs bij medische klachten of

problemen zonder specifieke ziektegebonden risico’s zelf,

tenzij er andere afspraken zijn met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts. Indien de relatie tussen de klachten

en de aandoening onduidelijk is, neem contact op met

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg dat u kennis heeft van de effecten van de

aandoening op andere klachten of behandelingen

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke

aandachtspunten

). Overleg bij twijfel met de behandelend

arts.

·

·

Let op de extra ziektegebonden risico’s en attendeer de

naasten/patiënt daarop (zie

Aandachtspunten voor de

huisarts, Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Verwijs zonodig door naar de juiste hulpverleners

bij complicaties, bij voorkeur na afstemming met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

Specifieke aandachtspunten

·

·

Beperkt ziekte-inzicht en wilsbekwaamheid

Patiënten

met FTD hebben geen of weinig ziekte-inzicht. Tijdens

het spreekuur kan de patiënt desondanks een bekwame

indruk maken. Het is belangrijk om daarom goed naar de

naasten te luisteren en ook hun verhaal te betrekken bij

uw inschatting van de wilsbekwaamheid van de patiënt.

17

Het is soms nodig om niet terug te vallen op de autonomie

van de patiënt en beslissingen in zijn belang te nemen;

eventueel ook als de patiënt het belang anders ziet. Bij

deze beslissingen weegt de wens van de patiënt zoveel

mogelijk mee.

10

A

andachtspunten voor de huisarts