Previous Page  15 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 15 / 23 Next Page
Page Background

Frontotemporale dementie (FTD)

(huis)arts de boodschap zo brengt dat hij daarmee de

FTD-patiënt overruled zodat deze het rijbewijs inlevert. In

uitzonderlijke gevallen mag een arts het CBR verzoeken

het rijbewijs te vorderen, daarbij prevaleert het goed

burgerschap boven het beroepsgeheim. Er zal altijd naar

gestreefd moeten worden dat dit verzoek door een andere

persoon gedaan wordt dan behandelaar, maar soms lukt

dat niet.

Patiënten denken vaak dat ze nog prima functioneren, ook

als dit niet het geval is. Mocht de patiënt toch kunnen of

per se willen deelnemen aan het verkeer, dan moet deze

een rijvaardigheidstest aanvragen bij het CBR. De aanvraag

moet ook uitleg over de ziekte bevatten (toelichting

door de huisarts of de behandelend arts). Het CBR vraagt

vervolgens een onafhankelijk neuroloog om onderzoek

te doen. Bij goed gevolg is er toestemming voor 1 jaar

(maximaal 2 maal verlenging).

·

·

Rechtsbescherming bij dementie

Een aantal mensen met

FTD is in de beginfase nog wilsbekwaam. Het is belangrijk

om zaken als een volmacht, (levens-)testament, en een

specifieke wilsverklaring (euthanasie, niet-reanimeren,

donorcodicil) in een zo vroeg mogelijk stadium goed te

regelen. De brochure ‘Rechtsbescherming bij dementie’

gaat ook in op de situatie dat dit nog niet tijdig is geregeld

( Zie

Consultatie en verwijzing, Achtergrondinformatie )

.

Naasten komen voor moeilijke beslissingen te staan als

nog wordt uitgegaan van de autonomie van de patiënt.

Als patiënten bijvoorbeeld hun opname weigeren, moeten

partners/naasten soms onder een dak leven met iemand

die gewelddadig kan zijn (mishandeling) of die hen in

financiële moeilijkheden brengt (impulsieve uitgaven).

Naasten hebben behoefte aan een zorgverlener

(zorgconsulent dementie) die hen ondersteunt,

bijvoorbeeld bij het nemen van moeilijke beslissingen en

andere stappen die de naaste moet ondernemen.

·

·

Mentorschap, bewindvoering en curatele

Een

alleenstaande FTD-patiënt kan baat hebben bij een

mentor. Als de patiënt niet goed in staat is om zijn

financiën te regelen, is het mogelijk om bewindvoering aan

te vragen. Het kan beter zijn de patiënt wegens zijn gedrag

onder curatele te laten stellen (bijvoorbeeld bij financieel

wangedrag, weigering verpleeghuisopname, mishandeling

naasten). Bewind is vaak een te weinig beschermende

maatregel. Onder curatele is ook beschermend in de zin

dat patiënten niet uitgebuit kunnen worden. Vaak wil de

rechter voor mentorschap en bewind twee verschillende

personen.

Curatorschap is in die zin allesomvattend (mentorschap

en curatele maatregel) en biedt juridisch een betere

bescherming. Curatorschap bevat ook de clausule dat alles

met de patiënt besproken moet worden, met inachtneming

van de draagkracht. Zie ook

Consultatie en verwijzing, Achtergrondinformatie

.

·

·

Juridisch advies

Voor advies en hulp bij juridische zaken,

het opstellen van documenten en treffen van financiële

regelingen is het aanbevolen dat de patiënt en diens

naasten een advocaat of een notaris inschakelen die

gespecialiseerd is in ouderenrecht, invaliditeit en het

regelen van nalatenschappen.

·

·

Suïcidaliteit

Wanneer de patiënt wetenschap heeft van

de achteruitgang, dan kan de wens bestaan om te sterven.

Suïcidaliteit is moeilijk in te schatten; de doodswens kan

bijvoorbeeld samenhangen met een depressie.

Suïcide komt zeker voor onder FTD-patiënten, maar

door het onvermogen om te plannen is het minder

waarschijnlijk dat patiënten daadwerkelijk tot een suïcide

komen. Vaker gaat het bij overlijden door een niet-

natuurlijke oorzaak om een ongeluk. Een ongeluk kan het

gevolg zijn van impulsiviteit, roekeloosheid of door het niet

zien van gevaar.

·

·

Beslissingen rond het levenseinde

Naasten kunnen

(zeker als de ziekte in een vergevorderd stadium is) de

wens hebben dat hun zieke partner/familielid verder lijden

bespaard zou kunnen blijven. Ook omdat zij standpunten

van hun naaste kennen over ‘wanneer het leven lijden

wordt’. Euthanasie is bij FTD een ingewikkelde kwestie.

De communicatiemogelijkheden van de patiënt nemen

zodanig af dat communiceren na verloop van tijd nagenoeg

onmogelijk is. Wanneer de patiënt zijn doodswens niet

meer kan uiten, komen de mantelzorgers en artsen voor

een moeilijke keuze te staan. Naast de onmogelijkheid

zich te uiten is de patiënt vaak zo ziek dat hij niet meer

(wils)bekwaam is om een verklaring hierover op te stellen.

In de meeste gevallen komt een FTD-patiënt daarom niet in

aanmerking voor euthanasie.

Er kunnen omstandigheden zijn dat euthanasie wel

bespreekbaar is; dan kunnen de patiënt (op grond van

diens wilsbeschikking), diens naasten en betrokken

hulpverleners de mogelijkheden voor euthanasie

onderzoeken. Het kan bij de keuze van een verpleeghuis

van belang zijn uit te zoeken of men daar wil meewerken

aan euthanasie.

Het is daarom belangrijk tijdig over het levenseinde met

de patiënt en diens naasten in gesprek te gaan en een

wilsbeschikking te maken.

13