Previous Page  13 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 13 / 23 Next Page
Page Background

Frontotemporale dementie (FTD)

·

·

Niet in discussie gaan

Niet terugvallen op de autonomie

van de patiënt houdt ook in dat men niet in discussie

gaat over zaken. Voor FTD-patiënten werkt het beter om

zaken als een feit te brengen. Het is nodig ommet de

naasten voor de patiënt te beslissen wat goed voor hem is,

waarbij zoveel mogelijk rekening kan worden gehouden

met wensen of gewoontes. Het gaat om belangrijke

beslissingen als niet meer werken en/of autorijden, maar

ook om kleine zaken als bijvoorbeeld minder snoepen

of een kleine ingreep (zie ook

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten, Morele dilemma’s

).

·

·

Heteroanamnese

Het gedrag bij FTD hoeft niet altijd

meteen op te vallen in de spreekkamer. Bij sommige

patiënten valt op dat zij reageren zonder enige vorm van

emotie of empathie of dat ze inadequate opmerkingen

maken. Het is daarom belangrijk zo mogelijk altijd ook een

heteroanamnese af te nemen.

·

·

Huisbezoek

Het is belangrijk te realiseren dat patiënten

met FTD vrijwel nooit zelf een arts raadplegen. Nodig

de patiënt daarom (zo mogelijk ook actief ) uit op het

spreekuur of leg een huisbezoek af (NB: ook voor een

inschatting van de thuissituatie).

·

·

Hoge pijngrens

De pijnbeleving is bij veel FTD-patiënten

anders (hoge pijngrens). Zij zullen ook daarom bij ziekte of

letsel niet meteen een arts raadplegen.

·

·

Verwijzingen

Bij verwijzing naar bijvoorbeeld een

casemanager of naar andere (para-) medische disciplines

of bij contact met andere zorgverleners (bijvoorbeeld de

bedrijfsarts of de fysiotherapeut) is het dringend advies om

enkele aandachtspunten te melden:

-- benoem specifiek het beperkte ziekte-inzicht en de

andere pijnbeleving;

-- adviseer het afnemen van een heteroanamnese.

·

·

Casemanager

Na het stellen van de diagnose krijgen niet

alle naasten vanuit de tweedelijnszorg adviezen over

het inschakelen van een dementie-casemanager. Het

is dan van belang dat de huisarts patiënten en naasten

hierbij helpt. De casemanager kan met de naasten in kaart

brengen aan welke zorg behoefte is, zowel bij de patiënt

als bij de naasten. De casemanager ondersteunt bij het

keukentafelgesprek (WMO-aanvraag) en ondersteunt bij

de procedures rondom de indicatiestelling (zorgindicatie

bij het CIZ). Ook bij andere praktische zaken kan de

casemanager ondersteunen (zie ook

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke aandachtspunten, Financiële gevolgen

). Er bestaat vanuit de naasten vaak een

nadrukkelijke behoefte om contact te houden met

de casemanager als er (gedwongen) opname heeft

plaatsgevonden en in de periode daarna.

Een lijst met instellingen die gespecialiseerd zijn in zorg

voor jonge mensen met dementie is beschikbaar via

Alzheimer Nederland (zie

Consultatie en verwijzing

).

·

·

Redenen voor verpleeghuisopname

Voor vrijwel

alle patiënten met FTD is vroeg of laat opname in een

verpleeghuis nodig. Redenen zijn meestal:

-- uitputting van de mantelzorger;

-- onvoldoende zelfverzorging;

-- nachtelijke onrust;

-- praktisch redenen (veel loopdrang, ernstige

dwangmatigheden);

-- ontremming (onder andere seksuele driften, verbale

uitingen);

-- gevaar voor zichzelf/omgeving (impulsiviteit in het

verkeer, geweld, mishandeling).

Ernstige overbelasting van de mantelzorgers en de

gezinssituatie (jonge kinderen) zijn factoren die

zwaar meewegen bij het bepalen van de indicatie. De

casemanager heeft bij deze procedure vaak een spilfunctie.

·

·

Impact op naasten

Voor de naasten van de patiënt heeft

de situatie ernstige gevolgen (zie

Symptomen, Gevolgen voor de naasten

). Naasten hebben daarom erg behoefte

aan een luisterend oor.

Het is daarbij belangrijk een goede inschatting te

maken van de draagkracht/draaglast van de naasten

(mantelzorgers). Naasten komen in een langdurig

rouwproces terecht en depressies komen vaak voor bij

naasten. Psycho-educatie is daarom belangrijk. Individuele

gesprekken met de mantelzorger, familiegesprekken en

gespreksgroepen kunnen steunend zijn.

De gedragsveranderingen maken dat relaties (gezin,

familie, vriendschappen en op het werk) onder druk komen

te staan. Erkenning dat er geen primair relatieprobleem

in het spel is, is voor de partner/naasten van belang. Het

gebeurt vaak dat partners gaan twijfelen aan zichzelf en de

oorzaak van de problemen bij zichzelf leggen.

Mantelzorgers raken door FTD vaak sociaal geïsoleerd,

enerzijds door gedragsveranderingen van de patiënt en

anderzijds omdat zij zich terugtrekken. De neiging om

zichzelf sociaal te isoleren komt soms door schaamte en

vaak doordat zij zich opofferen. Zij hebben vaak het idee

dat zij er voor de partner moeten zijn en dat dit de enige

manier is.

·

·

Ondersteuning aan naasten

Er zijn verschillende

manieren om de naaste(n) te steunen:

-- Het helpt om vroegtijdig een

familiegesprek

te

organiseren. Door te bespreken wat de ziekte is en welke

gevolgen het heeft, snappen naasten het afwijkende

gedrag beter. Door adviezen leren zij hoe ze met het

gedrag om kunnen gaan.

-- Ook geeft het steun als de zorgverlener samen met

de naasten en/of patiënt een plan maakt voor de

ondersteuning van de patiënt en de partner/naasten

(bijvoorbeeld thuiszorg of dagbesteding).

11