Previous Page  7 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 7 / 23 Next Page
Page Background

Frontotemporale dementie (FTD)

De huidige klinische diagnostische criteria van bvFTD staan

in

Bijlage 2

.

14

Samengevat gaat het bij FTD om vijf kerncriteria (conform de

oude criteria)

11,13

:

-- sluipend begin en geleidelijke progressie;

-- achteruitgang in sociaal functioneren al vroeg in het

ziekteproces;

-- stoornissen in regulatie van gedrag;

-- emotionele vlakheid;

-- gebrek aan ziekte-inzicht.

De cognitieve functies blijven lang intact.

Gedragsveranderingen

Bij de gedragsvariant (bvFTD) staan impulsief, dwangmatig

en ontremd gedrag (decorumverlies) op de voorgrond.

Apathie, verminderde interesse en initiatiefloosheid zijn

andere kenmerkende gedragsaspecten.

Executieve functies raken door de atrofie van de

frontaalkwab gestoord, waardoor het plannen en in goede

volgorde uitvoeren van handelingen steeds minder lukt.

·

·

Teruggetrokken en/of ongepast, ongeremd gedrag

Voorbeelden zijn:

-- ongepaste opmerkingen en grapjes of een stemming die

niet past bij de situatie;

-- veel en schrokkend eten, soms niet meer kunnen stoppen

met eten;

-- hyperoraliteit;

-- grote uitgaven doen of plots grote beslissingen nemen

(bijvoorbeeld verkoop huis);

-- seksuele ontremming;

-- impulsief gedrag in het verkeer;

-- stelen van spullen in winkels en van anderen.

Patiënten hebben vaak (onbedoeld) conflicten door

geprikkeld of verbaal agressief gedrag om kleinigheden.

·

·

Apathie

Geleidelijk neemt de patiënt minder initiatief:

-- De patiënt is lusteloos en komt tot niets. Hij ligt

bijvoorbeeld het liefst op de bank of bed.

-- De slaapbehoefte neemt toe.

-- De betrokkenheid bij de omgeving (zelfs naar de partner

en gezins-/familieleden) neemt af.

-- De zelfverzorging gaat achteruit. De patiënt wast zich

niet uit zichzelf of trekt geen schone kleren aan.

-- De gesprekken nemen af. De patiënt neemt geen

initiatief tot een gesprek en is steeds vaker veel korter

van stof (zie ook

Symptomen, Overige symptomen,

Spraak-/taalproblemen

).

-- De emoties vlakken af. Ook het tonen van emoties

(verbaal en nonverbaal) neemt af. Er is geen mimiek en

de ogen staan ‘leeg’ (

apathie

).

·

·

Dwangmatig gedrag

Stereotype dwangmatig gedrag

komt zeer gevarieerd tot uiting. Voorbeelden zijn:

-- het hebben van een (star) vast dagritme;

-- doelloos herhaalde handelingen;

-- een sterke behoefte om te bewegen;

-- standaardzinnen/rijmpjes;

-- standaardrituelen (inflexibiliteit);

-- verzamelwoede (stelen);

-- hypochondere ideeën waarover de patiënt persevereert

en die door patiënt gezien worden als oorzaak van alle

problemen.

·

·

Andere gedragsproblemen bij bvFTD:

--

Geen ziekte-inzicht

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke aandachtpunten

).

--

Afname empathisch vermogen

Dit valt al in een vroeg

stadium op. De patiënt raakt steeds meer op zichzelf

gericht, dit ‘egoïsme’ komt kinderlijk over.

--

Verstoorde executieve functies

Overzicht houden en

plannen worden hierdoor een probleem. Het is voor

patiënten moeilijk (complexe) handelingen in de goede

volgorde uit te voeren of meerdere dingen tegelijk

te doen. Handelingen kunnen daarbij onwillekeurig

worden herhaald (perseveratie). Patiënten kunnen

geheugenproblemen hebben omdat het werkgeheugen

is aangedaan. Er is echter meestal geen sprake van

kortetermijngeheugenstoornissen of desoriëntatie.

-- Patiënten hebben

weinig inzicht in het eigen handelen,

emoties en interpersoonlijk gedrag

.

--

Afname abstractievermogen

De patiënt neemt

informatie dan bijvoorbeeld vaak letterlijk, begrijpt

opdrachten verkeerd of begrijpt niet dat iemand een

grapje maakt.

--

Wanen en hallucinaties

Bij bvFTD kunnen patiënten

wanen hebben, die uitgebreid en divers zijn. Voorbeelden

zijn achtervolgingswanen, religieuze wanen en

somatische wanen. Ook hallucinaties komen voor.

Overige symptomen

·

·

Spraak-/taalproblemen

In een later stadium van bvFTD

treden progressieve spraak- en taalproblemen op.

Patiënten kunnen problemen hebben met grammatica,

het woordbegrip/de woordenschat (

afasie

) en met het

spreken zelf (

articulatie

). De communicatiemogelijkheden

raken hierdoor steeds beperkter. De spontane spraak

neemt af, mede door gebrek aan initiatief (

apathie

).

In de eindfase worden patiënten meer afatisch door

woordvindstoornissen en spraakproblemen en uiteindelijk

spreken patiënten niet meer (

mutisme

).

·

·

Motorische problemen

kunnen in een verder gevorderd

stadium van FTD bestaan uit parkinsonismeklachten (zie

Informatie voor de huisarts over Parkinsonismen

). Op den

duur ontstaan slikproblemen.

Door de motorische problemen neemt de mobiliteit steeds

verder af en kunnen patiënten na verloop van tijd een

rolstoel nodig hebben.

Door de vermoeidheid en apathie worden patiënten

uiteindelijk bedlegerig.

S

ymptomen

5