Previous Page  7 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 7 / 15 Next Page
Page Background

MED en SED

5

·

·

Multidisciplinaire samenwerking

MED en SED kunnen

niet genezen worden. De behandeling bestaat daarom

voornamelijk uit symptoombestrijding en vereist een

multidisciplinaire benadering. Hierbij zal de patiënt de

huisarts het vaakst raadplegen. Verder zal de patiënt

regelmatig voor controle naar een orthopedisch

chirurg of kinderarts gaan en begeleid worden door een

fysiotherapeut en ergotherapeut. Ook een reumatoloog,

pijnspecialist, revalidatiearts of psycholoog kunnen de

patiënt begeleiden en behandelen. Bij SED congenita zal de

patiënt regelmatig een oogarts consulteren. Tevens moet

de patiënt laagdrempelig een gehoortest krijgen en indien

deze afwijkend is, verwezen worden naar een KNO-arts.

Omdat MED en SED zeldzame aandoeningen zijn, is

het wenselijk om voor diagnostiek en behandeladvies

te verwijzen naar gespecialiseerde multidisciplinaire

teams waar een klinisch geneticus deel van uitmaakt. In

het UMC Utrecht – Wilhelmina Kinderziekenhuis - is een

expertisecentrum skeletdysplasieën (zie

Consultatie en verwijzing )

. De klinisch geneticus bevestigt de diagnose

en geeft de (ouders van de) patiënt advies en uitleg. Als de

diagnose eenmaal gesteld is kan het multidisciplinaire

team zowel de (ouders van de) patiënt als eerstelijns

behandelaars advies geven.

·

·

Fysiotherapie

Een goede begeleiding en het tijdig

signaleren en behandelen van bijvoorbeeld houdings- en

loopafwijkingen door de fysiotherapeut is zinvol, zodat de

patiënt op de goede manier blijft bewegen en pijnklachten

voorkomen worden. Daarnaast kan de patiënt met hulp

van de fysiotherapeut met oefentherapie gericht werken

aan een goede conditie van het bewegingsapparaat

en spierkracht, rekening houdend met de bestaande

gewrichtsafwijkingen. Het verbeteren van mobiliteit met

rek- en strekoefeningen kan bij patiënten met MED of SED

meer schade toebrengen dan dat het voordeel oplevert.

Het is daarom aan te bevelen om advies te vragen aan een

team dat meerdere mensen met MED of SED behandelt.

De fysiotherapeut kan bovendien de patiënt leren over

beweging, belasting en belastbaarheid om overbelasting

zoveel mogelijk te voorkomen. Met name hydrotherapie en

fietsen worden aanbevolen, omdat hierbij de gewrichten

minder belast worden.

·

·

Ergotherapie

Een ergotherapeut kan advies geven op het

gebied van dagelijkse handelingen, zoals huishoudelijk

werk, schrijven, computeren, zitten, fietsen, autorijden en

het uitoefenen van hobby’s. Hij/zij kan gewrichtsparende

technieken aanleren en advies geven over geschikte

hulpmiddelen en aanpassingen in huis en op het werk.

Het is belangrijk om te blijven bewegen, ook wanneer er

vervangend vervoer (bijvoorbeeld een scootmobiel) is.

·

·

Chirurgie

Een orthopedisch chirurg kan bepalen of

de stand van het bot of de gewrichtskom zodanig

gecorrigeerd kan worden, dat beschadiging van het

gewricht kan worden vertraagd en andere symptomen,

zoals pijn, kunnen worden verminderd. Eventuele losse

kraakbeenhaarden moeten operatief verwijderd worden.

Op den duur is meestal een arthroplastiek van knie-, heup-

of schoudergewricht de enige mogelijkheid. Vaak zijn

gewrichtsprotheses al op relatief jonge leeftijd (20-50 jaar)

nodig. Bij een dubbel aangelegde patella kan het nodig zijn

om de zachte weefsellaag te verwijderen en de botlagen

met schroeven aan elkaar te bevestigen.

7

Herhalingskans

·

·

MED

Bij de meeste MED-patiënten is sprake van een

autosomaal dominant overervende aandoening. Als één

van de ouders is aangedaan, heeft elk (volgend) kind een

kans van 50% om ook MED te krijgen.

Bij een kwart van de patiënten erft MED autosomaal

recessief over. Dit betekent dat beide ouders drager zijn

van een mutatie in het DTDST-gen. Zij hebben 25% kans

op een (volgend) kind met MED en 50% kans op een kind

dat drager is van de aandoening. Dragers van één mutatie

hebben geen symptomen van MED.

·

·

SED congenita

erft autosomaal dominant over. Als één van

de ouders is aangedaan, heeft elk (volgend) kind een kans

van 50% om ook SED te krijgen.

Diagnostiek bij familieleden

·

·

Familieonderzoek

De klinisch geneticus bespreekt de

erfelijkheidsaspecten van de ziekte met de (ouders van de)

patiënt. De patiënt krijgt het advies om zijn eerstegraads

familieleden op de hoogte te brengen van hun verhoogde

risico op MED of SED. Wanneer in de familie nog geen

mutatie bekend is, kan DNA-onderzoek bij een patiënt

leiden tot een specifieke diagnose. Wanneer in de familie

wel een mutatie bekend is, kunnen familieleden met of

zonder ziekteverschijnselen onderzoek laten doen door de

klinisch geneticus (zie

Consultatie en verwijzing )

.

·

·

Zelfbeschikkingsrecht

Elke patiënt heeft

zelfbeschikkingsrecht. De wens van de betrokkene omwel

of geen DNA-onderzoek te laten verrichten is bepalend.

Soms heeft dit gevolgen voor familieleden: zij komen niet

te weten dat de genetische aandoening in hun familie

voorkomt. Ook weten zij niet dat zij een verhoogd risico

hebben op de aandoening.

·

·

Informeren familieleden

De patiënt kan onder

begeleiding van, en met behulp van een door de klinisch

B

eleid

E

rfelijkheidsvoorlichting

en zwangerschap