Previous Page  8 / 15 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 8 / 15 Next Page
Page Background

MED en SED

6

geneticus opgestelde familiebrief, zijn/haar familieleden

informeren. Het kan echter voorkomen dat iemand zich

wel genetisch wil laten onderzoeken, maar vervolgens zijn

familieleden niet wil laten weten wat de uitslag van het

onderzoek is. Hier kunnen geloofsovertuiging, gesteldheid

(lichamelijk/geestelijk), vooroordelen en misverstanden

aan ten grondslag liggen. Patiënten hebben geen

wettelijke verplichting om familieleden te informeren.

Ook in dit geval komen familieleden niet te weten dat zij

mogelijk mutatiedrager zijn. De betrokken artsen wijzen

de patiënt op het belang voor de familieleden en de morele

verantwoordelijkheid hen te informeren.

Kinderwens

·

·

Klinisch geneticus

Bij een kinderwens kan de patiënt

verwezen worden naar een klinisch geneticus. Prenatale

diagnostiek door een vruchtwaterpunctie of een

vlokkentest is theoretisch mogelijk als de mutatie bij de

aanstaande ouder bekend is. Ook als er geen mutatie

bekend is, kan de klinisch geneticus informatie geven over

het herhalingsrisico voor een volgend kind. In de praktijk

is prenatale diagnostiek of preïmplantatie genetische

diagnostiek (PGD) bij MED en SED niet gebruikelijk.

Wanneer de aanstaande ouders dit toch willen, is het

belangrijk dat zij dit van te voren uitgebreid bespreken

met een maatschappelijk werker, klinisch geneticus en

gynaecoloog.

·

·

Reproductieve opties

Patiënten met een kinderwens

hebben diverse mogelijkheden:

-- natuurlijke zwangerschap met het risico dat het kind is

aangedaan;

-- prenatale diagnostiek met zwangerschapsafbreking bij

een aangedaan kind;

-- preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD);

-- ei- of zaadceldonatie;

-- adoptie;

-- kinderloos blijven.

·

·

Preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD)

Als een

patiënt overweegt om gebruik te maken van PGD, kan

het paar worden verwezen naar de klinisch geneticus

voor een voorlichtings-/adviesgesprek (zie

Consultatie en verwijzing )

. PGD is alleen mogelijk als de specifieke

mutatie in de familie bekend is. Met een IVF-procedure

worden embryo’s verkregen. Vóór plaatsing van de

embryo’s worden enkele cellen van een embryo afgenomen

en onderzocht op de bekende mutatie. Eén of twee niet

aangedane embryo’s worden in de baarmoeder geplaatst.

Of PGD kan, hangt onder meer af van de gezondheid

van de aanstaande moeder. Een IVF-procedure heeft

gezondheidsrisico’s voor de aanstaande moeder,

waaronder infecties en ovarieel hyperstimulatiesyndroom.

De patiënt en de gynaecoloog wegen samen deze risico’s af

tegen de voordelen van PGD.

·

·

Rol van de huisarts

Hoewel informatie over prenatale

diagnostiek en PGDmeestal door een klinisch geneticus

of gynaecoloog gegeven wordt, kan de patiënt ook bij

de huisarts komen met vragen over deze onderwerpen.

Veel patiënten zijn onvoldoende op de hoogte van de

verschillende reproductieve mogelijkheden. De huisarts

kan deze mogelijkheden (opnieuw) bespreken en ingaan op

eventuele zorgen van de patiënt en diens partner.

Zwangerschap en bevalling

·

·

Prenatale echografie

Bij MED zijn er in principe geen

afwijkingen zichtbaar bij prenataal echoscopisch

onderzoek. De klachten ontstaan hier meestal tussen de

leeftijd van 5 en 10 jaar, soms nog later. De afwijkingen

bij SED congenita kunnen soms op prenatale echo’s

zichtbaar zijn, bijvoorbeeld als een verkorting van de

lange pijpbeenderen. Dit hoeft echter niet het geval te

zijn en deze diagnose is dan ook niet betrouwbaar met

echoscopisch onderzoek te stellen.

·

·

Zwangerschap

Bijzondere maatregelen zijn tijdens de

zwangerschap niet nodig. Wel moet de behandelend arts

of de huisarts controleren of de medicijnen die de patiënte

gebruikt niet schadelijk zijn voor de foetus en deze zo

nodig aanpassen.

·

·

Bevalling

Bij patiëntes met een heupprotheses stelt de

gynaecoloog soms een keizersnede voor in plaats van een

vaginale bevalling. Dit ter bescherming van de prothese.

·

·

Borstvoeding

Bijzondere maatregelen zijn niet nodig. Wel

moet de behandelend arts of de huisarts controleren of

de medicijnen die de patiënte gebruikt niet schadelijk zijn

voor de baby en deze zo nodig aanpassen.