Previous Page  5 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 5 / 23 Next Page
Page Background

Sarcoïdose

·

·

Etniciteit

De ziekte komt bij alle rassen voor, maar de

klinische presentatie en de orgaanbetrokkenheid zijn zeer

divers tussen rassen. Bij negroïde mensen is het beloop in de

regel ernstiger en de prognose ongunstiger.

7

·

·

Geografie

Sarcoïdose is een aandoening van de gematigde

klimaatzones en komt dus vooral voor in Nederland, de

Scandinavische landen en Engeland.

Etiologie en erfelijkheid

·

·

Etiologie

Bij sarcoïdose ontstaan door spontane chronische

ontstekingsreacties granulomen in verschillende

orgaanweefsels. Deze (niet-verkazende) granulomen

zijn klonteringen van witte bloedcellen. Het lijkt te

gaan om een antigeen-geïnduceerde reactie.

7

Duidelijk

is dat TNF-

α

een cytokine is met een belangrijke rol

in dit immunopathologische proces. TNF-

α

stijgt bij

ziekteactiviteit. Het verklaart mogelijk de chronische

vermoeidheid en vormt een specifiek aangrijpingspunt voor

de medicamenteuze behandeling.

7,22

·

·

Erfelijkheid

Sarcoïdose is niet erfelijk. Er zijn families

waarin sarcoïdose vaker voorkomt door een zekere

genetische gevoeligheid. Eerstegraads familieleden hebben

een grotere kans op sarcoïdose. De genetische achtergrond

hierbij is nog grotendeels onbekend.

9

Het genetisch profiel

(HLA-type) is medebepalend voor het beloop (zie

Enkele

feiten, Diagnose en beloop

).

7

Diagnose en beloop

·

·

Diagnose

Sarcoïdose kan een toevallige ontdekking

bij medisch onderzoek zijn (keuring). Meestal melden

patiënten zich bij de huisarts met aspecifieke klachten als

vermoeidheid, algehele malaise en soms kortademigheid.

Juist de zeldzame vorm van sarcoïdose (de chronische

vorm) begint met weinig en vage klachten. Bij koorts zonder

duidelijke oorsprong is het belangrijk om aan sarcoïdose

te denken.

7

De huisarts is zich bij meerdere klachten in

verloop van tijd bewust van de mogelijkheid van een

multisystemische aandoening. Onder andere uveïtis,

nierstenen of spierpijn kunnen overigens ook de enige

uiting van sarcoïdose zijn. Monoklachten sluiten

sarcoïdose niet uit.

Bij verwijzing is het belangrijk het eventuele multi-

systemische karakter van de klachten te vermelden.

Bij onderzoek in de tweedelijnszorg kan dit triggeren tot

nader onderzoek naar multisysteemziekten als sarcoïdose

en amyloïdose. Belangrijker dan het exact stellen van de

diagnose, is het tijdig verwijzen naar de tweedelijnszorg, i.c.

de longarts of de andere betrokken disciplines (zie

Beleid, Algemeen, Multidisciplinaire samenwerking )

.

7

·

·

Differentiaal diagnose

Niet-verkazende granulomen zijn

kenmerkend bij weefselonderzoek. Deze bevinding is niet

specifiek voor sarcoïdose. Ook bij andere aandoeningen

zijn bij pathologisch onderzoek granulomen beschreven,

onder andere:

-- infecties, zoals schimmelinfecties, lepra, tuberculose

(NB: hierbij meestal juist verkazende granulomen),

kattenkrabziekte;

-- afwijkingen als gevolg van contact met lichaamsvreemde

stoffen, bijvoorbeeld: beryllium, aluminium, silica, talk,

steenwol, glasvezel en pesticiden;

-- vasculitiden, onder andere de ziekte vanWegener;

-- extrinsieke allergische alveolitis.

Bij darmklachten staat een inflammatoire darmziekte

(colitis ulcerosa, ziekte van Crohn) in de differentiaal

diagnose. Soms wordt differentiaal diagnostisch aan HIV

gedacht en hier nader onderzoek naar gedaan. Het is

belangrijk andere oorzaken van granulomen uit te sluiten;

de diagnose sarcoïdose wordt door exclusie gesteld.

·

·

Anamnese

De anamnese en nader onderzoek zijn gericht op

meerdere organen, dat wil zeggen de uitgebreidheid van de

ziekte.

·

·

Navraag van de omgevings- en beroepsmatige expositie is

van belang vanwege de differentiaal diagnose.

·

·

Vragenlijsten

7,10

kunnen de anamnese aanvullen:

-- Bij het opsporen van dunnevezelneuropathie (DVN)

kunnen de neuroloog, maar ook andere betrokken

disciplines gebruik maken van een voor sarcoïdose

gevalideerde vragenlijst: de Small Fiber Neuropathy

ScreeningsList

( SFNSL )

.

12

De uitslag kan aanleiding zijn

voor de neuroloog om vervolgens gerichter aanvullend

onderzoek naar DVN te doen.

-- De FAS (Fatigue Assessment Scale) is een vragenlijst over

moeheid die gevalideerd is voor sarcoïdose (zie

Beleid, Algemene behandeling, Vermoeidheid )

.

-- Ook andere vragenlijsten zijn zinvol: kwaliteit van leven-

vragenlijsten (King’s Sarcoidose vragenlijst), angst-/

depressievragenlijst (HADS) en vragenlijsten over het

cognitief functioneren (zie

www.ildcare.nl/index.php/ vragenlijsten/

).

De familieanamnese is van belang vanwege een mogelijke

familiaire variant van sarcoïdose (zie

Erfelijkheid en zwangerschap )

.

·

·

Diagnostisch onderzoek

De belangrijkste organen die

routinematig moeten worden onderzocht zijn: longen, ogen,

lever en hart.

Aanvullend onderzoek bestaat uit laboratoriumonderzoek,

beeldvormende diagnostiek en zo nodig weefselonderzoek.

-- Om andere mogelijke oorzaken uit te sluiten is onder

andere een tuberculine-huidtest nodig (zie

Enkele feiten,

Diagnose en beloop, Differentiaal diagnose

).

-- Het laboratoriumonderzoek bestaat uit onder andere

algemeen bloedbeeld, leverfuncties en nierfunctie

(creatinine).

Meer specifieke parameters zijn: calciumgehalte in serum

3