Cystenieren
·
·
Etiologie
Door de genoemde mutaties ontstaat een
zogenaamde ciliopathie, een afwijking in de celtrilharen.
PKD1
en
PKD2
coderen respectievelijk voor polycystine-1 en
polycystine-2. Deze eiwitten bevinden zich in de trilharen.
Hoewel de precieze functie van de polycystine-eiwitten
nog onduidelijk is, zijn er aanwijzingen dat defecten in de
trilharen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van
cysten vanuit de tubuli van de nefronen van beide nieren en
bij de extrarenale kenmerken van ADPKD. Door toename van
inzicht in de pathofysiologie zijn er de afgelopen jaren meer
potentieel werkzame medicijnen ontwikkeld.
Diagnose
·
·
Volwassenen
De aandoening komt meestal aan het
licht wanneer mensen uit een familie van patiënten met
cystenieren zich melden met klachten als buikpijn, bloed
in de urine of bij constatering van een hoge bloeddruk.
Ook kan een (toevals)bevinding bij beeldvormend
onderzoek naar de diagnose leiden. Wanneer ADPKD in
de familie voorkomt, kunnen volwassenen zich laten
diagnosticeren voordat zij symptomen ontwikkelen
(presymptomatisch onderzoek). Het onderzoek vindt
doorgaans plaats met behulp van echografie. Aan mensen
met een bekend risico van 50%wordt geadviseerd om
bloeddruk en proteïnurie te laten monitoren (zie
Beleid ).
DNA-onderzoek bij volwassenen met een bekende
mutatie in de familie is meestal niet aangewezen.
In 10-15% van de gevallen ontbreekt een positieve
familieanamnese voor ADPKD, bijvoorbeeld doordat er
sprake is van een nieuw ontstane mutatie, een milde
vorm in de familie of door het afwezig zijn van medische
gegevens van ouder(s). Wanneer er geen aanwijzingen
zijn voor een andere nierziekte, is de diagnose ADPKD
het meest waarschijnlijk bij vergrote nieren en
bilateraal multipele niercysten.
·
·
Kinderen
Pasgeborenen of kinderen met niercysten
vormen een heterogene diagnostische groep voor
cysteuze aandoeningen. Meestal is er sprake van een
andere diagnose dan ADPKD, want slechts bij 1-2% van
de kinderen met ADPKD openbaren de verschijnselen
zich al voor het tweede levensjaar. Over het algemeen
geldt het advies om bij kinderen die at-risk zijn voor
ADPKD geen presymptomatisch onderzoek te verrichten
en met diagnostiek te wachten tot de betrokkene zelf oud
genoeg is om hierover (mee) te beslissen. Het uiteindelijke
besluit om al dan niet onderzoek te verrichten ligt bij de
ouders nadat zij adequaat voorgelicht zijn over mogelijke
voor- en nadelen.
3
Vanwege de nadelige gevolgen van
eventuele hypertensie, adviseren kindernefrologen een
jaarlijkse meting van de bloeddruk en test op proteïnurie bij
kinderen van ouders met ADPKD (zie
Beleid ). Het aanwezig
zijn van proteïnurie is een reden voor doorverwijzing naar
een kindernefroloog voor aanvullende diagnostiek en
behandeling.
·
·
Differentiaal diagnose
Naast ADPKD zijn er andere erfelijke
aandoeningen die kunnen leiden tot cystevorming in de
nieren. Deze aandoeningen zijn over het algemeen nog
zeldzamer en leiden tot een syndromaal ziektebeeld, dat
zich al op de kinderleeftijd openbaart. Voorbeelden van deze
aandoeningen zijn: autosomaal recessieve polycysteuze
nierziekte (ARPKD, zie
Bijlage ), nefronoftise, Bardet-Biedl
syndroom, Joubert syndroom en syndroom van Von Hippel-
Lindau. Echter, er zijn wel uitzonderingen op de regel. Zo
kunnen mutaties in de genen
HNF1B
en
GANAB
, en milde
mutaties in het gen voor ARPKD, resulteren in klinische
beelden die niet te onderscheiden zijn van ADPKD. Ook kan
een milde mutatie in
PKD1
zich presenteren in een familie
als een beeld passend bij
PKD2
.
Beloop en prognose
De ernst en het beloop van deze ziekte zijn variabel. Er zit
variatie tussen verschillende families, maar ook binnen
cystenierfamilies kan het ziektebeloop variëren. Patiënten
ontwikkelen gedurende hun hele leven continu nieuwe
niercysten. Hierdoor groeien de nieren per jaar gemiddeld
5-6%. Hoewel de ontwikkeling en groei van cysten in de nieren
vaak al in utero start, blijft de nierfunctie meestal behouden
tot de leeftijd van 30-40 jaar. De glomerulaire filtratiesnelheid
(eGFR) blijft lange tijd binnen de norm doordat de glomeruli
van niet-aangedane tubuli zorgen voor compensatoire
hyperfiltratie.
6
Progressie van de ziekte en snelle
verslechtering van de nierfunctie gekenmerkt door fibrotische
en inflammatoire veranderingen doen zich voor in de latere
stadia van de ziekte wanneer het merendeel van de nefronen
vernietigd is. Gemiddeld hebben patiënten met ADPKD rond
hun 65
e
levensjaar een niertransplantatie of dialyse nodig. De
meeste patiënten met een
PKD1
-mutatie hebben voor hun 70
e
levensjaar eindstadium nierfalen, terwijl meer dan 50% van de
PKD2
-patiënten op die leeftijd nog een voldoende nierfunctie
heeft. De belangrijkste factoren die progressie voorspellen
zijn:
6,12
-- een mutatie in
PKD1
;
-- mannelijke geslacht;
-- leeftijd;
-- aanvang van hypertensie voor de leeftijd van 35 jaar;
-- eerste urologisch event voor de leeftijd van 35 jaar;
-- nierfunctie (eGFR);
-- totaal niervolume.
Cardiovasculaire aandoeningen vormen de belangrijkste
doodsoorzaak.
15
Door afname van de sterfte aan
cardiovasculaire aandoeningen in de afgelopen jaren is
de tweejaarsoverleving na het starten met nierfunctie-
vervangende therapie significant toegenomen.
3