Previous Page  5 / 21 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 5 / 21 Next Page
Page Background

Cystenieren

·

·

Etiologie

Door de genoemde mutaties ontstaat een

zogenaamde ciliopathie, een afwijking in de celtrilharen.

PKD1

en

PKD2

coderen respectievelijk voor polycystine-1 en

polycystine-2. Deze eiwitten bevinden zich in de trilharen.

Hoewel de precieze functie van de polycystine-eiwitten

nog onduidelijk is, zijn er aanwijzingen dat defecten in de

trilharen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van

cysten vanuit de tubuli van de nefronen van beide nieren en

bij de extrarenale kenmerken van ADPKD. Door toename van

inzicht in de pathofysiologie zijn er de afgelopen jaren meer

potentieel werkzame medicijnen ontwikkeld.

Diagnose

·

·

Volwassenen

De aandoening komt meestal aan het

licht wanneer mensen uit een familie van patiënten met

cystenieren zich melden met klachten als buikpijn, bloed

in de urine of bij constatering van een hoge bloeddruk.

Ook kan een (toevals)bevinding bij beeldvormend

onderzoek naar de diagnose leiden. Wanneer ADPKD in

de familie voorkomt, kunnen volwassenen zich laten

diagnosticeren voordat zij symptomen ontwikkelen

(presymptomatisch onderzoek). Het onderzoek vindt

doorgaans plaats met behulp van echografie. Aan mensen

met een bekend risico van 50%wordt geadviseerd om

bloeddruk en proteïnurie te laten monitoren (zie

Beleid )

.

DNA-onderzoek bij volwassenen met een bekende

mutatie in de familie is meestal niet aangewezen.

In 10-15% van de gevallen ontbreekt een positieve

familieanamnese voor ADPKD, bijvoorbeeld doordat er

sprake is van een nieuw ontstane mutatie, een milde

vorm in de familie of door het afwezig zijn van medische

gegevens van ouder(s). Wanneer er geen aanwijzingen

zijn voor een andere nierziekte, is de diagnose ADPKD

het meest waarschijnlijk bij vergrote nieren en

bilateraal multipele niercysten.

·

·

Kinderen

Pasgeborenen of kinderen met niercysten

vormen een heterogene diagnostische groep voor

cysteuze aandoeningen. Meestal is er sprake van een

andere diagnose dan ADPKD, want slechts bij 1-2% van

de kinderen met ADPKD openbaren de verschijnselen

zich al voor het tweede levensjaar. Over het algemeen

geldt het advies om bij kinderen die at-risk zijn voor

ADPKD geen presymptomatisch onderzoek te verrichten

en met diagnostiek te wachten tot de betrokkene zelf oud

genoeg is om hierover (mee) te beslissen. Het uiteindelijke

besluit om al dan niet onderzoek te verrichten ligt bij de

ouders nadat zij adequaat voorgelicht zijn over mogelijke

voor- en nadelen.

3

Vanwege de nadelige gevolgen van

eventuele hypertensie, adviseren kindernefrologen een

jaarlijkse meting van de bloeddruk en test op proteïnurie bij

kinderen van ouders met ADPKD (zie

Beleid )

. Het aanwezig

zijn van proteïnurie is een reden voor doorverwijzing naar

een kindernefroloog voor aanvullende diagnostiek en

behandeling.

·

·

Differentiaal diagnose

Naast ADPKD zijn er andere erfelijke

aandoeningen die kunnen leiden tot cystevorming in de

nieren. Deze aandoeningen zijn over het algemeen nog

zeldzamer en leiden tot een syndromaal ziektebeeld, dat

zich al op de kinderleeftijd openbaart. Voorbeelden van deze

aandoeningen zijn: autosomaal recessieve polycysteuze

nierziekte (ARPKD, zie

Bijlage )

, nefronoftise, Bardet-Biedl

syndroom, Joubert syndroom en syndroom van Von Hippel-

Lindau. Echter, er zijn wel uitzonderingen op de regel. Zo

kunnen mutaties in de genen

HNF1B

en

GANAB

, en milde

mutaties in het gen voor ARPKD, resulteren in klinische

beelden die niet te onderscheiden zijn van ADPKD. Ook kan

een milde mutatie in

PKD1

zich presenteren in een familie

als een beeld passend bij

PKD2

.

Beloop en prognose

De ernst en het beloop van deze ziekte zijn variabel. Er zit

variatie tussen verschillende families, maar ook binnen

cystenierfamilies kan het ziektebeloop variëren. Patiënten

ontwikkelen gedurende hun hele leven continu nieuwe

niercysten. Hierdoor groeien de nieren per jaar gemiddeld

5-6%. Hoewel de ontwikkeling en groei van cysten in de nieren

vaak al in utero start, blijft de nierfunctie meestal behouden

tot de leeftijd van 30-40 jaar. De glomerulaire filtratiesnelheid

(eGFR) blijft lange tijd binnen de norm doordat de glomeruli

van niet-aangedane tubuli zorgen voor compensatoire

hyperfiltratie.

6

Progressie van de ziekte en snelle

verslechtering van de nierfunctie gekenmerkt door fibrotische

en inflammatoire veranderingen doen zich voor in de latere

stadia van de ziekte wanneer het merendeel van de nefronen

vernietigd is. Gemiddeld hebben patiënten met ADPKD rond

hun 65

e

levensjaar een niertransplantatie of dialyse nodig. De

meeste patiënten met een

PKD1

-mutatie hebben voor hun 70

e

levensjaar eindstadium nierfalen, terwijl meer dan 50% van de

PKD2

-patiënten op die leeftijd nog een voldoende nierfunctie

heeft. De belangrijkste factoren die progressie voorspellen

zijn:

6,12

-- een mutatie in

PKD1

;

-- mannelijke geslacht;

-- leeftijd;

-- aanvang van hypertensie voor de leeftijd van 35 jaar;

-- eerste urologisch event voor de leeftijd van 35 jaar;

-- nierfunctie (eGFR);

-- totaal niervolume.

Cardiovasculaire aandoeningen vormen de belangrijkste

doodsoorzaak.

15

Door afname van de sterfte aan

cardiovasculaire aandoeningen in de afgelopen jaren is

de tweejaarsoverleving na het starten met nierfunctie-

vervangende therapie significant toegenomen.

3