Previous Page  10 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 10 / 23 Next Page
Page Background

Fanconi anemie

8

·

·

Menstruatiestoornissen

De (huis)arts moet

hypermenorrhoe bij FA-patiënten behandelen vanwege

het risico op anemie. Orale anticonceptiva continu

(zonder stopweek) of levonorgestrel-bevattende spiraal

verminderen de hoeveelheid bloedverlies. De (huis)arts kan

ook het gebruik van tranexaminezuur overwegen. Indien

andere oorzaken zijn uitgesloten kan hysterectomie of

endometriumablatie een oplossing zijn.

·

·

Premature menopauze

De begeleiding en behandeling

van vrouwen met FA en een premature menopauze

wijkt af van de

NHG-Standaard Amenorroe

en de

NHG- Standaard De overgang .

Bij menopauzale klachten kan

de patiënt orale anticonceptiva of hormonale substitutie

(HST) gebruiken. Hart- en vaatziekten en borstkanker zijn

contra-indicaties voor HST. De (huis)arts bespreekt met

de patiënt de medicamenteuze opties (SSRI’s, clonidine,

gabapentine) en niet-medicamenteuze adviezen

(glijmiddelen gebruiken, ontspanningsoefeningen doen,

afvallen en stoppen met roken).

·

·

Osteopenie en osteoporose

De (huis)arts laat jaarlijks het

vitamine-D- en PTH-gehalte van de patiënt controleren.

Na de menopauze vraagt de (huis)arts iedere 2 jaar een

DEXA-scan aan om de botdichtheid van de patiënt te

laten meten. De resultaten van de DEXA-scan moeten

worden gecorrigeerd voor de lengte. Voeding met

voldoende calcium en vitamine D en gewichtsdragende

beweging zijn van groot belang. De kinderarts of (kinder)

endocrinoloog behandelt hormoontekorten. In overleg

met een endocrinoloog kan de huisarts calcium- en

vitamine-D-supplementen voorschrijven. Bij het gebruik

van bisfosfonaten moet de patiënt rekening houden met

mogelijke verergering van gastro-oesofageale reflux.

Hoewel vitamine D wordt aangemaakt onder invloed van

zonlicht, moeten FA-patiënten overmatige blootstelling

aan zonlicht vermijden vanwege het verhoogde risico op

huidkanker.

·

·

Afwijkingen aan de armen en handen

Afwijkingen aan

de armen en handen worden op de baby- of peuterleeftijd

chirurgisch gecorrigeerd, zo nodig gevolgd door fysio-

en/of ergotherapie. Milde afwijkingen worden soms op

latere leeftijd vastgesteld, wanneer er problemen met de

fijne motoriek zijn. Ook dan kan de (huis)arts de patiënt

verwijzen naar een fysio-/ergotherapeut.

·

·

Stoornissen van gehoor, spraak en taal

Het gehoor van

FA-patiënten moet iedere 2-3 jaar gecontroleerd worden

door een KNO-arts of audioloog. Bij het vaststellen van

gehoorstoornissen is regelmatige controle door een

KNO-arts of audioloog aangewezen. Zij kunnen advies

geven over hulpmiddelen (bijvoorbeeld hoorapparaten) en

praktische zaken (bijvoorbeeld aanpassingen thuis en op

school). Soms is chirurgie mogelijk. Begeleiding door een

logopedist kan spraak- en taalproblemen verminderen.

·

·

Overerving

Van de 19 bekende subtypen (zie

Bijlage 1

)

erven er 17 autosomaal recessief over. Beide ouders zijn

dan drager van een mutatie in één van de FA-genen. Zij

hebben 25% kans op een (volgend) kind met FA en 50%

kans op een kind dat drager is van de aandoening.

Subtype B erft X-chromosomaal recessief over. Vrouwelijke

mutatiedraagsters hebben geen klachten. Een kind van

een vrouwelijke draagster heeft 50% kans om de mutatie

te erven, waarbij alleen zoons symptomen vertonen.

Mannen met X-gebonden FA geven de mutatie altijd door

aan hun dochters, maar nooit aan hun zonen. Vanwege

het herhalingsrisico is het bij subtype B belangrijk om de

moeder te testen, om te bepalen of zij mutatiedraagster is

of dat de mutatie nieuw (de novo) is ontstaan.

Subtype R erft autosomaal dominant over. Zonen en

dochters van een FA-patiënt met subtype R hebben 50%

kans om de mutatie en daarmee ook de ziekte te krijgen.

·

·

Diagnostiek bij familieleden

Na het stellen van de

diagnose kan een klinisch geneticus de patiënt en

familieleden voorlichten en adviseren bij de afweging om

DNA-onderzoek te verrichten. In de huidige FA-richtlijnen

worden een chromosoombreuktest en DNA-onderzoek

geadviseerd aan broers en zussen van een FA-patiënt,

ongeacht of zij symptomen van FA vertonen.

Partners van FA-mutatiedragers kunnen DNA-onderzoek

laten doen om te bepalen of zij drager zijn van FA-mutaties

in hetzelfde gen als hun partner.

Voor zover bekend is het kankerrisico van dragers van FA-

mutaties niet verhoogd, met uitzondering van dragers van

mutaties in

FANCD1/BRCA2

,

FANCJ/BRIP1

,

FANCN/PALB2

en

FANCS/BRCA1

. Draagsters wordt regelmatige screening op

borstkanker geadviseerd, en bij

FANCD1/BRCA2

en

FANCS

/

BRCA1

ook op ovariumcarcinoom, conform de

STOET- VKGN-richtlijn Hereditair Mamma/Ovariumcarcinoom .

Vrouwen met mutaties in

FANCO

,

FANCP

en

FANCQ

hebben

mogelijk een verhoogd risico op borstkanker; de klinisch

geneticus geeft hen screeningsadviezen.

·

·

Fertiliteit (vrouwen)

Ongeveer de helft van de FA-

patiëntes is onvruchtbaar. Vrouwen met FA worden

vaak moeilijker zwanger. Bovendien zijn zij minder lang

vruchtbaar vanwege de late menarche en premature

menopauze. Het is belangrijk dat de (huis)arts vrouwen

met FA hierover voorlicht na de menarche, zodat zij zich

bewust zijn van de kortere fertiliteitsspan, en hier rekening

mee kunnen houden bij keuzes over gezinsvorming.

Patiënten kunnen de mogelijkheid van cryopreservatie van

oöcyten en/of embryo’s bespreken met een gynaecoloog of

fertiliteitsarts.

E

rfelijkheid en zwangerschap