Previous Page  4 / 23 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 4 / 23 Next Page
Page Background

Fanconi anemie

E

nkele feiten

Vóórkomen

·

·

Prevalentie

De prevalentie van FA is 1-5/1.000.000 inwoners.

De dragerschapsfrequentie in Europa wordt geschat op

1:300 inwoners. In Nederland worden jaarlijks gemiddeld

3 kinderen met FA geboren. Op dit moment zijn circa 125

Nederlandse FA-patiënten bekend, waarvan er 75 in leven

zijn. In een gemiddelde huisartsenpraktijk ziet een huisarts

gedurende een 30-jarige loopbaan hooguit één FA-patiënt.

Door het erfelijke aspect zullen er per praktijk soms

meerdere patiënten uit één familie zijn.

·

·

Geslacht

FA komt even vaak voor bij vrouwen als bij

mannen.

·

·

Etniciteit

FA komt bij alle etnische groepen voor. In

bepaalde populaties komen specifieke mutaties (‘founder

mutaties’) relatief vaak voor. In Nederland is dit de c.67delG

(322delG)-mutatie in het

FANCC

-gen.

Etiologie en erfelijkheid

·

·

Etiologie

De eiwitten waar de FA-genen voor coderen,

vormen samen met de BRCA-eiwitten een complex dat

zorgt voor herstel van DNA-schade.

·

·

Erfelijkheid

Van de 19 bekende subtypen erven er 17

autosomaal recessief over. Subtype B erft X-chromosomaal

recessief over en subtype R erft autosomaal dominant over.

Subtypen

·

·

Er zijn 19 subtypes bekend die elk door mutaties in

verschillende genen worden veroorzaakt (zie

Bijlage 1

).

Bij Nederlandse patiënten zijn tot nu toe 11 subtypes

vastgesteld, waarvan C en A het meest voorkomen.

Diagnose

Meestal is beenmergfalen op de kinderleeftijd de reden waarom

artsen aan FA denken. Bij 10% van de patiënten wordt de

diagnose pas op volwassen leeftijd gesteld, bijvoorbeeld naar

aanleiding van ongebruikelijke tumoren of ernstige toxiciteit

van chemo- en/of radiotherapie.

Bij een vermoeden van FA verricht de (kinder)arts uitgebreid

lichamelijk onderzoek en neemt een familieanamnese

af. Aanvullend onderzoek bestaat uit bloedonderzoek en

genetisch onderzoek (chromosoombreuktest, gevolgd door

2

Fanconi anemie

Fanconi anemie (FA) is een zeldzame erfelijke aandoening, die in 1927 voor het eerst werd beschreven door de

Zwitserse kinderarts Guido Fanconi. FA-patiënten hebben een sterk verhoogd risico op:

-

-

Congenitale afwijkingen van onder andere skelet, hart, nieren, maag-darmkanaal en oren.

-

-

Beenmergfalen, meestal op de leeftijd van 5-10 jaar.

-

-

Maligniteiten als acute myeloïde leukemie (vanaf de kinderleeftijd) en plaveiselcelcarcinomen van het hoofd-

halsgebied en de vrouwelijke geslachtsorganen (op jongvolwassen leeftijd). FA-patiënten zijn extreem gevoelig voor

de werking enmet name de toxiciteit van chemotherapie en (be)straling.

-

-

Endocrinologische afwijkingen, waaronder hypothyreoïdie, groeihormoondeficiëntie, diabetes mellitus, late

puberteitsontwikkeling en verminderde fertiliteit.

In Nederland zijn circa 125 FA-patiënten bekend, waarvan er 75 in leven zijn. Mutaties in 19 verschillende genen

veroorzaken elk een ander subtype FA. FA erft meestal autosomaal recessief over. Subtype B erft X-chromosomaal

recessief over. Subtype R erft de novo autosomaal dominant over.

De enige curatieve behandeling voor beenmergfalen is een allogene stamceltransplantatie. De resultaten hiervan

zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd. Frequente screening op endocrinologische afwijkingen enmaligniteiten en

laagdrempelige verwijzing voor aanvullend onderzoek en behandeling zijn noodzakelijk.

De naam ‘Fanconi anemie’ doet misschien denken aan het Fanconisyndroom, maar deze laatste is een totaal ander

ziektebeeld, namelijk een aandoening van de proximale niertubuli.