Previous Page  11 / 27 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 11 / 27 Next Page
Page Background

Prader-Willi syndroom

9

Algemene aandachtspunten

De complexe problemen van mensen met PWS worden

meestal behandeld en begeleid vanuit een multidisciplinair

behandelteam in een gespecialiseerd centrum. Toch kan

de huisarts ook te maken krijgen met vragen rondom de

aandoening en de aanpak van klachten (bijvoorbeeld in

acute situaties).

Uit een enquête onder huisartsen van mensen met zeldzame

spierziekten komen aandachtspunten naar voren die ook

gelden voor de huisartsenzorg bij mensen met een zeldzame

aandoening als Prader-Willi syndroom.

11,15

·

·

Benader (de ouders van) de patiënt op korte termijn actief,

zodra de diagnose bekend is.

·

·

Vraag zo nodig na hoe de aanpak van de huisarts in de

fase voorafgaand aan de diagnosestelling is ervaren. Ga

vervolgens na hoe die aanpak of de opstelling van de

huisarts de arts-patiëntrelatie heeft beïnvloed.

·

·

Vraag na in hoeverre de diagnose verwerkt en

geaccepteerd is. Herhaal deze vraag eventueel in een latere

fase om na te gaan of, en hoe, het lukt ommet de situatie

en veranderingen om te gaan.

·

·

Vraag na welke afspraken met (de ouders van) de

patiënt gemaakt zijn over een taakverdeling tussen de

behandelaars en over de zorgcoördinatie.

·

·

Bespreek de verwachtingen van (de ouders van) de patiënt

ten aanzien van de huisarts. Hoe loopt de communicatie en

wat kan de huisarts bieden? Stel zo nodig verwachtingen

bij.

·

·

Vraag na wie de hoofdbehandelaar is in het ziekenhuis.

·

·

Vraag of een regievoerend arts is aangesteld. Bij sommige

zeldzame aandoeningen heeft de patiënt een regievoerend

arts, die de coördinatie en het inhoudelijk overzicht

heeft en proactief optreedt. Voor volwassenen kan het

één van de verschillende specialisten zijn. Soms is de

hoofdbehandelaar tevens regievoerend arts, maar niet

altijd.

·

·

Spreek het beleid af (en blijf dit afstemmen) met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts (en overige

behandelend artsen); maak bij voorkeur gebruik van de

HASP-richtlijn .

5

·

·

Geef aan dat u het eerste aanspreekpunt bent

voor de patiënt, tenzij anders afgesproken met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg ervoor dat de dienstdoende huisartsen (onder andere

de huisartsenpost) via het beschikbare dossier bekend zijn

met de patiënt en vooral met de speciale kenmerken en

omstandigheden (zie

Aandachtspunten voor de huisarts,

Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Behandel/begeleid/verwijs bij medische klachten of

problemen zonder specifieke ziektegebonden risico’s,

tenzij anders afgesproken met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts. Indien de relatie tussen de klachten

en de aandoening onduidelijk is, neem contact op met de

hoofdbehandelaar/regievoerend arts.

·

·

Zorg dat u kennis heeft van de effecten van de

aandoening op andere klachten of behandelingen

(zie

Aandachtspunten voor de huisarts, Specifieke

aandachtspunten

). Overleg bij twijfel met de behandelend

arts.

·

·

Let op de extra ziektegebonden risico’s en attendeer de

patiënt daarop (zie

Aandachtspunten voor de huisarts,

Specifieke aandachtspunten

).

·

·

Verwijs door naar de juiste hulpverleners bij complicaties,

bij voorkeur na afstemming met de hoofdbehandelaar/

regievoerend arts.

Specifieke aandachtspunten en alarmsignalen

·

·

Alertkaart

Dit biedt een handzaam overzicht van

belangrijke aandachtspunten voor huisartsen en andere

zorgverleners die te maken krijgen met een patiënt met

PWS (zie

Bijlage 6 )

.

·

·

Onderliggende problematiek

Een plotselinge toename

van gedragsproblemen, of verandering in eet- of

drinkpatroon, kan een signaal zijn van onderliggende

problematiek. Dit kan lichamelijk zijn zoals een

sluimerende infectie, maar ook sociaal zoals bijvoorbeeld

overvraging. Er kan zelfs sprake zijn van een naderende

psychose. Onderzoek wat de oorzaak kan zijn van de

verandering en overleg zo nodig met de regionale

behandelaar en het multidisciplinaire team.

·

·

Hoge pijngrens

Het ontbreken van pijn bij de patiënt kan

letsel maskeren. Onderzoek, bij aanwijzingen van ouders/

verzorgers over subtiele verandering in toestand of gedrag,

altijd eerst een medische oorzaak.

·

·

Gestoorde temperatuurhuishouding

De hoogte van de

lichaamstemperatuur van de patiënt is in veel gevallen niet

maatgevend voor de ernst of het bestaan van een infectie.

Behandel de patiënt, bij vermoeden van een infectie,

laagdrempelig met antibiotica.

·

·

Bijnierinsufficiëntie

Behandel de patiënt eventueel

tijdens ziekte en/of stress met een stressdosering

hydrocortison (zie

Bijlage 5 )

.

·

·

Luchtweginfecties

Deze kunnen een onverwacht en/of

gecompliceerd verloop hebben. Behandel laagdrempelig

met antibiotica en laat de patiënt bij twijfel ter observatie

opnemen. Er is een verhoogd sterfterisico (geschat op 3%

per jaar) onder PWS-patiënten onder de 30 jaar. Jonge

kinderen die plotseling overlijden in hun slaap hebben

op dat moment vaak een milde of matige (bovenste)

luchtweginfectie.

·

·

Onvermogen tot braken

Mensen met PWS kunnen

doorgaans niet braken. Beschouw braken als een mogelijk

(eerste) teken van een levensbedreigende situatie.

Anti-emetica zijn vaak niet effectief en herhaalde doses

kunnen toxisch zijn.

A

andachtspunten voor de huisarts