Background Image
Previous Page  22 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 22 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

22

Bij de revalidatiebehandeling kan de revalidatiearts een multidisciplinair behandelteam

inschakelen, onder andere bestaande uit een fysiotherapeut, ergotherapeut, maatschappelijk

werker en/of psycholoog, logopedist, diëtist en eventueel orthopedagoog. Binnen het

revalidatieteam bestaan goede afspraken over de taken en verantwoordelijkheden en er vindt

regelmatig overleg plaats. Alle lichamelijke, psychische en sociaal-maatschappelijke gevolgen

van de ziekte voor patiënt en directe omgeving komen binnen de revalidatiezorg aan de orde.

De fysiotherapeut van het spierziekterevalidatieteam kan worden ingeschakeld ter ondersteuning

van het bewegend functioneren en voor begeleiding bij het behouden of verbeteren van de

conditie. De ergotherapeut begeleidt bij problemen met het uitvoeren van dagelijkse handelingen

kan adviseren over het gebruik van hulpmiddelen, aanpassingen en voorzieningen. De logopedist

kan worden ingeschakeld bij problemen met spreken, slikken, ademen of eten. Bij problemen met

de spijsvertering, waar veel MD1-patiënten op den duur mee kampen, kan de diëtist om advies

gevraagd worden.

De psycholoog, of bij kinderen de kinderpsycholoog of orthopedagoog, kan worden ingeschakeld

om te onderzoeken of er sprake is van specifieke cognitieve problematiek of van

gedragsverandering die de communicatie verstoort en kan hierbij begeleiding bieden. De

maatschappelijk werkende kan hierbij eveneens worden ingeschakeld en biedt ondersteuning bij

het inschakelen van thuiszorg en het regelen van aanpassingen in en om huis, waardoor men zo

lang mogelijk zelfredzaam blijft.

Ook aan partners of naaste familie kan begeleiding vanuit de revalidatie worden geboden,

bijvoorbeeld door een psycholoog of maatschappelijk werkende. MD1 kan ook een grote impact

hebben op de partner en naaste familie en er kan bij hen de behoefte aan specifieke begeleiding

of steun ontstaan. Naarmate de ziekteverschijnselen van de MD1-patiënt toenemen, hebben de

partner en naaste familie vaak steeds meer de verantwoordelijkheid voor zaken als mantelzorg,

huishouding, financiën, onderhouden van sociale contacten en de opvoeding van eventuele

kinderen, onder wie mogelijk ook MD1-patiënten (zie

hoofdstuk 6 )

.

Voor diverse zorgverleners, zoals de fysio- en ergotherapeut geldt, dat de revalidatiearts ook kan

verwijzen naar zorgverleners in de eerste lijn, in de regio van de patiënt. In dat geval verdient het

aanbeveling deze zorgverleners nader te informeren over het ziektebeeld.

3.3.2 Medisch specialistische zorg

De patiënt met MD1 wordt door de centrale zorgverlener verwezen naar medisch

orgaanspecialisten wanneer daar op basis van de jaarlijkse controle aanleiding voor is. Bij

voorkeur zijn dit medisch specialist(en) met specifieke deskundigheid op het gebied van

spierziekten, die bijvoorbeeld werkzaam zijn in een universitair medisch centrum (UMC). Gezien

het multisysteem-karakter van de ziekte zijn vaak meerdere medisch specialisten bij de

behandeling betrokken, zoals de revalidatiearts, neuroloog, cardioloog, maag- darm-lever-arts en

longarts. Medisch specialisten werken zoveel mogelijk samen en stemmen de zorg op elkaar af.

Het combineren van meerdere afspraken of onderzoeken bij verschillende zorgverleners op één

dag is gewenst.

Teams voor diagnostiek en medische zorg in UMC´s

In de universitaire medische centra (UMC´s) werken medisch specialisten die zich hebben

gespecialiseerd in de diagnostiek en behandeling van spierziekten. Per UMC werkt men

onderling samen en vormt een neuromusculair team voor diagnostiek en medische zorg. Er wordt