Previous Page  14 / 27 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 14 / 27 Next Page
Page Background

Cornelia de Lange syndroom

Als een volwassene geopereerd moet worden, bij voorkeur

alle betrokken specialisten uit het multidisciplinaire team

raadplegen om eventueel gelijktijdig ander onderzoek onder

dezelfde narcose te kunnen doen.

In het Follow-up schema Medische Begeleiding staat

weergegeven welke specialisten op welke leeftijd betrokken

zijn bij de zorg (zie

Bijlage 2 )

.

Beleid bij gedragsproblemen

De behandeling van gedragsproblemen en psychiatrische

aandoeningen bij mensen met een verstandelijke beperking

vindt multidisciplinair plaats door AVG of psychiater en

gedragskundige. De behandeling sluit aan bij het niveau

van de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling,

het systeem en de sociale context, de functie van het

gedrag, de sociale informatieverwerking en de biologische

componenten. Een gedegen assessment van deze niveaus

geeft richting aan de vorm van behandeling.

Bij de behandeling van gedragsproblemen zijn de volgende

punten van belang:

·

·

Preventie:

-- Sluit aan bij ontwikkelingsprofiel van een kind met CdLS

(vaak disharmonisch). Gedrag begrijpen en betekenis

geven in de context van de ontwikkelingsleeftijd maakt

dat een kind zich sneller gezien en begrepen zal voelen.

-- Vermijd onder- of overstimulatie.

-- Houd rekening met andere wijze van informatie-

verwerking.

-- Geef een duidelijke structuur van de dag (bijvoorbeeld in

het dagprogramma).

-- Reduceer prikkels.

-- Gebruik uiteenlopende vormen van communicatie: van

objecten tot foto’s tot gebaren en tast.

-- Voorkom onderliggend lijden, zoals tandvlees-

ontstekingen en refluxklachten.

·

·

Interventie:

-- Totale communicatie (met gebruik van pictogrammen,

foto’s en PC) of bijvoorbeeld methode ‘Contact’ (zie

Consultatie en verwijzing

).

-- Maatwerk: kijken waar de sterke en minder sterke

kanten van het kind liggen.

-- Non-verbale signalen: gedragingen kunnen worden

opgevat als signalen. Non-verbaal gedrag bevat altijd

informatie.

-- Klein kijken: letten op minieme vormen van gedrag en

communicatie.

-- Antecedente of stimuluscontrole: bepaald gedrag

vermindert door een wijziging aan te brengen in de

omstandigheden die dit gedrag oproepen. Bijvoorbeeld

wijzigingen in het dagprogramma en/of de sociale

context.

-- Creeër een veilige plek.

-- Zorg voor rustgevende maatregelen (bijvoorbeeld

snoezelen: biedt een ingang om via aangename

zintuiglijke prikkels contact te maken met de

belevingswereld, heeft een positief effect op stemming

en gedrag waardoor het bijdraagt aan kwaliteit van

leven).

-- Geef aandacht op de juiste manier en op het juiste

moment.

·

·

Medicatie

indien nodig:

-- Antidepressiva: geïndiceerd bij depressie, onrust,

obsessie en dwang.

-- Antipsychotica: gebruikt bij automutilatie en agressief

gedrag (staat erg ter discussie).

-- Andere middelen: anti-epileptica: na-valproaat,

carbamazepine, lamotrigine, clonidine bij onrust,

agressie en hyperactiviteit.

Hoewel gebruik van vrijwel alle psychofarmaca is beschreven

bij het CdLS, is terughoudendheid nodig. Gespecialiseerde

artsen in samenwerking met gespecialiseerde

gedragsdeskundigen stellen de indicatie en evalueren. Zie

ook de

NVAVG-Standaard over psychofarmaca .

Beleid om communicatie te bevorderen

Kinderen met CdLS hebben een sterke behoefte aan structuur

en regelmaat, aan duidelijkheid en begrip van wat er gaat

gebeuren. Heel belangrijk is ook de communicatie:

-- De lichaamstaal is vaak heel expressief bij mensen met

CdLS. Het is van belang om vanaf de geboorte te focussen

op deze lichaamstaal door goed te kijken wat een kind

met signalen wil zeggen. Ouders en verzorgers kunnen de

communicatieve signalen van een kind leren interpreteren

en waar mogelijk uitbouwen/versterken.

-- Het is van belang dat ouders/verzorgers zich realiseren

dat de reactie van een kind/volwassene met CdLS vaak

vertraagd is: waarnemen, verwerken en uitvoeren verloopt

veelal via vertraagde/verstoorde communicatiekanalen.

-- Het visueel-ruimtelijk geheugen en de perceptuele

organisatie zijn relatief sterk ontwikkeld bij iemand met

CdLS. Daarom kunnen pictogrammen een goed hulpmiddel

zijn bij kinderen die daar aan toe zijn.

-- Andere hulpmiddelen kunnen zijn: ‘totale communicatie’,

gebarentaal, elektronische hulpmiddelen zoals computer

en/of tablet.

-- Reageren op communicatie kan bij personen met CdLS

heel subtiel zijn, als het ware een soort verlegenheid tot

communicatie. Ouders en verzorgers kunnen deze signalen

en het gedrag leren ‘lezen’. Soms kan video-interactie

begeleiding hierbij van grote waarde zijn.

Er zijn methodes voor ouders om het gedrag van hun kind

te leren ‘lezen’. Ze brengen de communicatie op gang en

laten de interactie tussen ouder/begeleider en mensen met

doof-blindheid/verstandelijke beperking harmonieuzer

12