Previous Page  8 / 19 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 8 / 19 Next Page
Page Background

Primaire scleroserende cholangitis

6

Algemeen

·

·

Zorgcoördinatie

De maag-darm-leverarts is de

aangewezen persoon voor de behandeling en begeleiding

van de PSC-patiënt. In vrijwel alle academische

ziekenhuizen en een aantal STZ-ziekenhuizen bevinden

zich gespecialiseerde centra voor diagnostiek en

behandeling. Een PSC-patiënt kan hier terecht voor de

behandeling, waarbij het behandelcentrum bij voorkeur

nauw samenwerkt met het expertisecentrum. Het

‘AMC-Centre for cholestatic liver diseases’ is in 2015 door

de minister van VWS aangewezen als expertisecentrum

voor onder andere PSC.

·

·

Vervolgonderzoek

Een PSC-patiënt krijgt regelmatig

onderzoek naar de leverwaarden om de progressie van de

leveraantasting te monitoren. Ook kan met behulp van

een zogenaamde fibroscan de hoeveelheid littekenweefsel

(fibrose) in de lever gemonitord worden. Omdat PSC-

patiënten een verhoogde kans op inflammatoire

darmziekten en colorectale of hepatobiliaire maligniteiten

hebben, is het protocol om actief op zoek te gaan naar

inflammatoire darmziekten en, indien hier aanwijzingen

voor zijn, jaarlijks of iedere twee jaar een volledige

colonoscopie te doen. Daarnaast is het protocol om

jaarlijks een echografisch onderzoek van de galblaas en

galgangen te doen. Omdat patiënten met cholestatische

leveraandoeningen en inflammatoire darmziekten een

verhoogd risico hebben op osteoporose, is het protocol

om eens in de twee jaar een ‘dual X-ray’-absorptiometrie

(DEXA) te doen.

1

Medicamenteuze behandeling

Er is geen curatieve behandeling voor PSC. De behandeling

is gericht op het verbeteren van de leverwaarden en het

beheersen van de aantastingen in galwegen en de lever, met

als doel de klachten te verminderen en de kwaliteit van leven

te verbeteren.

·

·

Ursodeoxycholzuur (UDCA)

UDCA wordt in de volksmond

ook wel ‘urso’ genoemd. Alhoewel UDCA bij de behandeling

van primaire biliaire cholangitis effectief is gebleken,

is een duidelijk gunstig effect op de progressie en

overleving bij PSC nog niet aangetoond. Bij een dosering

van 15-20 mg/kg/d verbeteren wel de leverwaarden en

het histopathologisch beeld en verminderen meestal

ook de klachten, doch niet altijd. Hogere doseringen van

30 mg/kg/d worden momenteel afgeraden, omdat er

geen voordeel en mogelijk zelfs een averechts effect te

verwachten valt. Een placebogecontroleerde studie heeft

aangetoond dat PSC-patiënten die hoge dosering UDCA

(30 mg/kg/dag) kregen na 5 jaar een klinisch ongunstiger

eindpunt hadden bereikt dan de controlegroep.

1,2,5

Een belangrijke bijwerking bij het gebruik van UDCA

is diarree. Zie ook

Aandachtspunten voor de huisarts, Bijwerkingen

.

·

·

Immunosuppressiva en anti-inflammatoire middelen

Ondanks het feit dat PSC sterk gerelateerd is aan andere

inflammatoire darmziekten en een auto-immuun karakter

heeft, lijken behandelingen met immunosuppressiva en

andere anti-inflammatoire middelen alleen een positief

effect te hebben bij het PSC-AIH overlapsyndroom. Zie

kader

PSC-AIH overlapsyndroom

. Deze middelen hebben

geen aangetoond effect op het beloop of de klachten bij de

klassieke PSC.

1,5

·

·

Anti pruritus

Er kanmedicatie tegen jeuk worden gegeven:

-- Rifampicine.

-- Naltrexon.

-- Vancomycine kent een goede werking tegen jeuk, maar

wordt in Nederland niet voorgeschreven, omdat dit een

antibioticum is dat zeer restrictief en selectief wordt

ingezet tegen multiresistent bacteriën.

-- Naloxon is een opium-antagonist en zou ook een gunstig

effect hebben bij cholestase en jeuk door onbekende

oorzaak. De lange-termijn effectiviteit van naloxon is

echter nog onvoldoende aangetoond.

-- UVB kan ook verlichting van de jeuk geven bij cholestase.

-- Het verminderen van galzouten of andere pruritogene

factoren in het bloed door middel van cholestyramine,

colestipol, of plasmaferese over actieve kool, kan de jeuk

ook verminderen.

13,14

·

·

Nieuwe ontwikkelingen

-

-

NorUDCA

zorgt voor een veel sterkere toename van de

bicarbonaatrijke galvloed dan UDCA in een diermodel

voor scleroserende cholangitis (de Mdr2 -/- muis)

en biliaire fibrose. Mogelijk verdunt dit toxische

componenten in de gal of maakt het deze onschadelijk.

Dat zou het anti-inflammatoire en antifibrotische

effect van norUDCA in het diermodel kunnen verklaren.

NorUDCA wordt goed getolereerd, ook door de mens.

Publicatie van de onderzoeksresultaten naar het gebruik

van norUDCA bij PSC-patiënten volgt binnenkort.

2

-

-

6-ethyl-chenodeoxycholzuur (6E-CDCA)

heeft mogelijk

een gunstig effect op galsecretie en levercelintegriteit

bij sommige cholestatische leverziekten. Het middel

wordt onderzocht bij patiënten met primaire biliaire

cholangitis, maar er bestaat zorg dat het effect van

6E-CDCA nadelig zou kunnen zijn bij galwegobstructie

zoals die optreedt bij PSC in een vergevorderd stadium.

Dit wordt nog verder onderzocht.

2

-

-

Vedolizumab

is een specifiek antilichaam gericht

tegen een darmspecifiek integrine dat voorgeschreven

wordt bij inflammatoire darmziekten. Dit is een

B

eleid