Background Image
Previous Page  36 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 36 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

36

Overige aanbevelingen

5.2

Hart

5.2.1 Inleiding

Bij veel patiënten met MD1 doen zich hartproblemen voor. Ongeveer een derde van de patiënten

overlijdt door een cardiale oorzaak. Plotse dood is veelal het gevolg van een totale AV-block

(blokkering van de geleiding in het hart) of ventriculaire ritmestoornissen. Systolische dysfunctie,

waarbij de hartkamers niet goed samentrekken, komt minder frequent voor en gaat niet altijd

gepaard met klachten. Geleidingsstoornissen komen voor bij een derde tot de helft van de MD1-

patiënten.

De problemen ontstaan meestal sluipend, MD1-patiënten ervaren vaak geen directe klachten

mede omdat ze zich weinig inspannen. De risico’s kunnen als gevolg hiervan door zowel patiënt,

partner als zorgverlener onderschat worden. Regelmatige controle van het hart is voor de

patiënten met MD van levensbelang, ongeacht het type MD1; ook mensen met het milde type

van MD1 kunnen hartproblemen krijgen.

5.2.2 Jaarlijkse controle door centrale zorgverlener

Tijdens het jaarlijks consult voert de centrale zorgverlener een hartcontrole uit bestaande uit

anamnese, lichamelijk onderzoek en elektrocardiogram (ECG). Tijdens de anamnese komen de

volgende klachten, die wijzen op mogelijke cardiale problemen, aan bod: palpitaties, duizeligheid,

syncope en dys- en orthopnoe. Bij het lichamelijk onderzoek is er specifieke aandacht voor pols-

en bloeddruk en CVD, oedemen en hart- en longauscultatie. Het ECG dient om tekenen van

ritme- en geleidingsstoornissen en andere afwijkingen op te sporen.

Patiënt en naasten worden tijdens het consult nadrukkelijk geïnformeerd over het grote belang

van regelmatige controle van het hart door centrale zorgverlener en cardioloog, ook als zich geen

klachten voordoen.

5.2.3 Indicaties voor verwijzen naar specialist

Bij cardiale klachten in de anamnese en/of tekenen van cardiale problemen bij lichamelijk

onderzoek verwijst de centrale zorgverlener naar de cardioloog voor een 24-uurs

Holtermonitoring. Verwijzing vindt ook plaats bij de volgende (nieuwe) ECG-afwijkingen:

eerstegraads AV-geleidingsstoornissen en hoger, supra- of ventriculaire ritmestoornissen,

sinusbradycardie (<40/min), linker- of rechterventrikel en hemibloks.

Aangezien een incidenteel ECG geen afwijkingen hoeft te laten zien bij ritmestoornissen, wordt

geadviseerd om asymptomatische MD1-patiënten met een normaal ECG eens per twee tot vijf

jaar naar de cardioloog te verwijzen voor 24-uurs Holtermonitoring. Bij cardiale klachten en ECG-

afwijkingen wordt aangeraden dat de cardioloog jaarlijks tenminste een controle met ECG en

Holtermonitoring uitvoert.

• Vaccinatie tegen pneumokokken en influenza wordt aangeraden.

• Patiënt en naasten, maar ook zorgverleners, worden geattendeerd op de risico’s van

luchtweginfecties (door aspiratie). De huisarts moet alert zijn op de risico’s van een

(dreigende) longontsteking.