Background Image
Previous Page  41 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 41 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

41

Bij ernstige fecale incontinentie kan het ontlastingspatroon met vezels en laxantia worden

gereguleerd. Daarnaast kan behandeling middels darmspoelingen en bekkenbodemfysiotherapie

worden overwogen.

5.4.5 Aanbevelingen

Aanbevelingen die volgen uit de richtlijn

Overige aanbevelingen

5.5

Verschijnselen samenhangend met hersenen

5.5.1 Inleiding

Naast de lichamelijke problematiek van de ziekte, hebben veel patiënten klachten die

samenhangen met de hersenen. Kenmerkende verschijnselen zijn apathie, gebrek aan initiatief,

anhedonie (verminderde plezierbeleving) en veranderend gevoelsleven. Eveneens veel

voorkomende klachten zijn vermoeidheid, slaperigheid overdag en hypersomnie (slaapzucht).

Deze klachten kunnen de eerste verschijnselen van de ziekte zijn. De omgeving kan echter ten

onrechte de indruk hebben dat de betreffende persoon lui is. De persoon met MD1 is zich

meestal zelf niet bewust van de veranderingen in beleving en gedrag en klaagt er niet over. In

sociale situaties, bijvoorbeeld op het werk, kunnen zich als gevolg hiervan problemen voordoen

(zie

hoofdstuk 6 )

. Ook kunnen mede daardoor wrijvingen ontstaan in de relatie met partner en

gezinsleden. Zij ervaren de veranderingen vaak als een zware last.

5.5.2 Jaarlijkse controle door centrale zorgverlener

Tijdens het jaarlijks consult besteedt de centrale zorgverlener aandacht aan verschijnselen die

een gevolg kunnen zijn van de aantasting van de hersenen, zoals slaperigheid overdag,

• De diagnostiek en behandeling van problemen met de spijsvertering verschilt niet van die

van niet MD1-patiënten.

• Tijdens de jaarlijkse controle vraagt de centrale zorgverlener naar slik- en of

passageklachten (dysfagie), dyspepsie, buikkrampen, diarree, obstipatie en fecale

incontinentie.

• Bij dysfagieklachten met onvoldoende intake of vermagering, buikpijn, frequente diarree of

obstipatie en fecale incontinentie wordt verwezen naar de MDL-arts.

• Bij klachten zoals dysfagie, dyspepsie en obstipatie waarbij aanpassing van het

voedingspatroon aangewezen is, wordt verwezen naar de diëtist.

• Dysfagieklachten kunnen met kleine en frequente maaltijden en eventueel met een

prokineticum worden behandeld. Houd rekening met eventuele bijwerkingen.

• Dyspepsieklachten kunnen worden behandeld met een prokineticum of PPI.

• Chronische obstipatie kan worden behandeld met aanpassingen in het voedingspatroon

en laxantia.

• Fecale incontinentie wordt nadrukkelijk besproken. Er is aandacht voor de (sociale)

gevolgen.

• Patiënt en naasten worden geattendeerd op het belang van goed slikken en begeleiding

hierbij door de logopedist.