Background Image
Previous Page  33 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 33 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

33

5.

Behandeling en begeleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de behandeling en begeleiding van volwassenen met MD1.

Dit onderdeel komt overeen met fase 3 binnen het zorgtraject. Het betreft de behandeling en

begeleiding van complicaties, klachten en problemen die als gevolg van MD1 kunnen

voorkomen. MD1 is een multisysteemaandoening: niet alleen de spieren, maar ook vele andere

organen kunnen aangedaan zijn. De hiermee samenhangende medische en psychsociale

problematiek vereisen een specifieke zorgverlening.

De inhoud van de zorg volgt d

e multidisciplinaire richtlijn Behandeling en begeleiding van volwassenen met myotone dystrofie type I (2012) .

In een aparte paragraaf wordt de zorg voor kinderen beschreven.

Indicatie

Zorgvragers in fase 3 van het zorgtraject (behandeling en begeleiding) zijn:

• Personen bij wie MD1 is gediagnosticeerd.

• Naasten (partner, gezinsleden) van de persoon bij wie MD1 is gediagnosticeerd.

5.1

Longen en ademhaling

5.1.1 Inleiding

Als gevolg van afnemende spierkracht kunnen de luchtwegen van patiënten met MD1 op

verschillende niveaus zijn aangedaan. Slikproblemen en verminderde hoestkracht kunnen leiden

tot aspiratie van bijvoorbeeld voedsel, speeksel of maaginhoud. Dit kan leiden tot recidiverende

longontstekingen. De ernst van een beginnende longontsteking wordt door patiënt, zorgverlener

en omgeving nogal eens onderschat. Het risico op overlijden als gevolg van een longontsteking is

bij MD1-patiënten echter aanzienlijk: ongeveer een derde van de patiënten overlijdt ten gevolge

van een (aspiratie)pneumonie. Door de verminderde hoestkracht is een beginnende

longontsteking ook minder goed te behandelen.

Naast de risico’s op een longontsteking door aspiratie hebben MD1-patiënten een hoger risico op

het ontwikkelen van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Oorzaken hiervoor zijn onder

meer een verminderde spiertonus en structurele veranderingen van de luchtwegen als gevolg

van MD1. Ook overgewicht is geassocieerd met slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen.

Bij het obstructief slaapapnoesyndroom (OSAS) en het centraal slaapapnoesyndroom (CSAS)

treedt herhaaldelijk ademstilstand op, waardoor de zuurstofspanning in het bloed te laag wordt.

Het normale slaappatroon wordt hierdoor verstoord en de patiënt ervaart een lagere

slaapkwaliteit, wat ook de cognitie nadelig kan beïnvloeden.

In milde gevallen leidt dit tot vermoeidheid overdag; in ernstige gevallen kan ochtendhoofdpijn

ontstaan, die kan wijzen op hypercapnie (te hoog koolzuurgehalte in het bloed). Chronische

hypercapnie draagt bij aan de typerende slaapzucht waar de meeste MD1-patiënten mee

kampen (zi

e Verschijnselen samenhangend met hersenen )

. Zonder behandeling kunnen deze

slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen vanwege cardiovasculaire en metabole

consequenties de overleving en de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden.

Hypoventilatie, een fenomeen waarbij de ademhaling tekort schiet, wordt geassocieerd met een

verminderde vitale capaciteit (VC). Meestal berust een verminderde VC op respiratoire