Background Image
Previous Page  43 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 43 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

43

Apathie en initiatiefarmoede

Informeer patiënt en naasten dat gedragsmatige veranderingen deel uitmaken van de ziekte.

Maak problemen met het accepteren hiervan bespreekbaar zowel bij de patiënt als bij

gezinsleden. Relaties lopen vaak op dit onbegrip vast. Psycho-educatie voor partner en

gezinsleden kan hierbij een belangrijke rol spelen. Geef daarnaast partner en gezinsleden

suggesties om een wat meer actieve leefstijl te stimuleren (zie hierboven).

Bij problemen in de onderlinge communicatie, bijvoorbeeld door gebrek aan initiatief of empathie,

kan ondersteuning worden geboden door of doorverwezen worden naar een psycholoog of

maatschappelijk werkende die bij voorkeur kennis heeft van of ervaring heeft met de

problematiek bij MD1-patiënten.

5.5.5 Aanbevelingen

Aanbevelingen die volgen uit de richtlijn

Overige aanbevelingen

5.6

Voorzorgsmaatregelen anesthesie

5.6.1 Inleiding

Patiënten met MD1 hebben gedurende en na een operatie onder algehele anesthesie een

duidelijk verhoogd risico op hart- en longcomplicaties. De kans op complicaties is het grootst bij

ernstige spierzwakte in het gehele lichaam (proximaal en distaal) en wanneer de anesthesioloog

• Bij vermoeidheid of apathie kan een gestructureerd dagprogramma helpen.

• Specifieke aandacht is nodig voor de belasting van partner en gezinsleden en eventueel

verwijzing naar deskundige begeleiding door bijvoorbeeld een maatschappelijk werkende

of psycholoog die bekend is met MD1.

• Tijdens het jaarlijks consult vraagt de centrale zorgverlener bij klachten van slaperigheid

overdag naar tekenen van nachtelijke hypoventilatie, stemmingsstoornissen en tekenen

van vermoeidheid (richtlijn addendum 2).

• Bij slaperigheid overdag, stemmingsstoornissen en/of vermoeidheid verwijst de centrale

zorgverlener naar de neuroloog.

• Bij tekenen of klachten van nachtelijke hypoventilatie verwijst de centrale zorgverlener de

patiënt naar de CTB-arts of longarts met kennis van MD1 (zie: Longen en ademhaling).

• Indien er geen indicatie is voor nachtelijke ademhalingsondersteuning, kan slaperigheid

overdag worden bestreden met korte hazenslaapjes (<30 minuten), of wanneer dit

onvoldoende helpt, met behulp van het middel modafinil.

• Indien de oorzaak van de vermoeidheid niet voortvloeit uit lichamelijke problemen of in

verband staat met stemmingsstoornissen, verminderd initiatief of respiratoire

problematiek, kan cognitieve gedragstherapie worden overwogen.

• Partner en gezinsleden herkennen veranderingen in karakter en gedrag meestal eerder

dan de patiënt zelf. Betrek hen daarom actief bij het gesprek.

• Wanneer zich problemen voordoen in de communicatie met partner/gezinsleden, kan

verwezen worden naar een revalidatiearts, psycholoog of maatschappelijk werkende met

ervaring met de communicatieproblematiek bij MD1-patiënten. Dit geldt tevens voor de

partner of andere gezins- of familieleden.