Background Image
Previous Page  54 / 72 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 54 / 72 Next Page
Page Background

Zorgstandaard MD1 2015

54

De oudere MD1-patiënt

De oudere MD1-patiënt met het klassieke of kindertype MD1 zal door de progressie van de ziekte

in toenemende mate afhankelijk worden. Partner en familieleden zullen echter, omdat ook bij hen

de jaren gaan tellen, op den duur een stapje terug moeten doen. Tijdig inschakelen van extra

hulpmiddelen en zorg en oriëntatie op de mogelijkheden van begeleid wonen met adequate

zorgverlening is aan te bevelen.

6.4

Mobiliteit

Veel MD1-patiënten ondervinden door afnemende mobiliteit problemen binnen- en buitenshuis

(zie

hoofdstuk 5.3 ,

Spieren). De toenemende spierzwakte in benen en voeten maakt het lopen en

traplopen moeilijker. Vooral bij vermoeidheid gaat men wel eens zwalken, of valt men vaker. De

buitenwereld reageert daar soms negatief op, waardoor men zich onzeker en onveilig kan voelen.

De angst om buitenshuis te zwalken of te vallen kan soms zelfs leiden tot een sociaal isolement.

Spierziekten Nederland heeft de ervaring dat onder deze patiëntengroep het gebruik van

hulpmiddelen en aanpassingen in huis nog onvoldoende bekend is. Hulpmiddelen als ortheses

en aangepaste schoenen, een rollator of rolstoel en aanpassingen in huis kunnen veel winst

opleveren. De revalidatiearts kan adviezen geven om het dagelijks functioneren te verbeteren en

het belang van het gebruik van hulpmiddelen benadrukken. Een ergotherapeut kan ook helpen bij

eventuele aanpassingen in de leefomgeving, wat betreft kleding of apparatuur.

Autorijden

Door de afnemende lichamelijke mobiliteit wordt het gebruik van de auto als vervoermiddel

steeds belangrijker. Er is de MD1-patiënt meestal veel aan gelegen om te kunnen gaan

autorijden, of dit zo lang mogelijk te blijven doen. Dit is echter niet altijd verantwoord en op termijn

meestal niet meer mogelijk.

Vooral de slaperigheid kan hinderlijk zijn bij het autorijden. Veel volwassen MD1-patiënten vinden

baat bij het middel modafinil, dat de waakzaamheid bevordert. Voorheen mocht men volgens de

regels van het CBR bij gebruik van dit middel echter niet achter het stuur, gezien de

veronderstelde negatieve invloed op de rijvaardigheid. Men blijkt echter bij gebruik van dit middel

meestal juist beter te gaan functioneren in het verkeer. In de inmiddels aangepaste regels van

het CBR is opgenomen dat als een ter zake kundig specialist modafinil voorschrijft voor

'pathologische hypersomnolentie

' en de slaperigheid hiermee voldoende wordt onderdrukt, de

betreffende persoon achter het stuur mag, mits er geen rijgevaarlijke bijwerkingen optreden.

Modafinil behoort tot categorie 1 van de ICADTS-classificatie voor rijgevaarlijke middelen, wat

inhoudt dat het geen of weinig negatieve invloed heeft op de rijvaardigheid (Rijgeschiktheid bij

gebruik van rijgevaarlijke geneesmiddelen, 2008). De beoordeling geschiedt op basis van een

specialistisch rapport, opgesteld door een onafhankelijk neuroloog of medisch specialist, niet

zijnde de directe behandelaar. Uit het rapport moet blijken dat gedurende ten minste twee

opeenvolgende maanden adequate behandeling plaatsvindt. Criteria voor een adequate

behandeling van idiopatische hypersomnolentie zijn minimaal: een Epworth Sleeping Scale

(ESS) score van lager dan 11 en een Maintenance of Wakefulness Test (MWT) met een

gemiddelde latentie van meer dan acht minuten, beoordeeld door een specialist met ervaring op

het gebied van slaapgerelateerde stoornissen (bijlage behorende bij de Regeling eisen

geschiktheid 2000). Het autorijden wordt uiteraard alleen toegestaan als er geen andere

bezwaren zijn. Vaak dient er nog een rijtest te worden gedaan, om de rijgeschiktheid te

controleren en te beoordelen of er speciale aanpassingen nodig zijn.